ECLI:NL:RBDHA:2025:2297
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Pakistaanse eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen over problemen met dorpelingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2025, wordt het beroep van een Pakistaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser heeft op 8 december 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 22 december 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 4 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar de verweerder niet. Eiser vreesde voor vervolging bij terugkeer naar Pakistan vanwege conflicten met dorpelingen over een stuk grond, maar de rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser ongeloofwaardig zijn. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van eiser inconsistent zijn en dat hij geen overtuigende details heeft gegeven over de aanleiding van de vijandigheid. Bovendien heeft eiser eerder verklaard dat hij naar Nederland is gekomen voor toeristische doeleinden, wat afbreuk doet aan zijn geloofwaardigheid. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.