ECLI:NL:RBDHA:2025:23018

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2025
Publicatiedatum
4 december 2025
Zaaknummer
AWB 25-9129
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige door langdurig ingezetene van Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 december 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een langdurig ingezetene van Spanje met de Marokkaanse nationaliteit, en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met de beperking 'arbeid als zelfstandige'. De aanvraag werd afgewezen omdat de eiser niet kon aantonen dat hij als zelfstandige duurzaam voldoende middelen van bestaan verwerft. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat de overgelegde documenten niet voldoende bewijs boden van een levensvatbare onderneming. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldeed aan de vereisten zoals neergelegd in de Richtlijn 2003/109/EG en het Vreemdelingenbesluit. De rechtbank benadrukte dat de bewijslast bij de eiser ligt en dat hij niet voldoende had aangetoond dat hij over meerdere opdrachtgevers beschikt of dat hij investeringen doet in zijn onderneming. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had geoordeeld dat de aanvraag niet voldeed aan de gestelde eisen en dat het zorgvuldigheidsbeginsel niet was geschonden. De eiser had ook geen bijzondere omstandigheden aangetoond die aanleiding gaven om van het beleid af te wijken. De rechtbank wees erop dat de hoorplicht niet was geschonden, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De uitspraak werd openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 25/9129

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.P. Arts).

Procesverloop

Bij besluit van 15 april 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder beperking 'arbeid als zelfstandige' ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2025 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [datum] 1985 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Eiser is langdurig ingezetene van Spanje en beoogt verblijf in Nederland om arbeid als zelfstandige te verrichten met zijn onderneming ‘ [onderneming] ’. Hij heeft daartoe een aanvraag ingediend op 30 oktober 2024.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen bij besluit van 26 november 2024 (het primaire besluit) en die beslissing bij het bestreden besluit gehandhaafd, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij als zelfstandige duurzaam voldoende middelen van bestaan verwerft. Uit de overgelegde facturen en bankafschriften blijkt dat slechts sprake is van één opdrachtgever, [bedrijf 1] . Ook blijkt niet van investeringen zoals het inkopen van materialen. Eiser toont daarmee niet aan dat hij ondernemersrisico draagt en eigen investeringen doet voor het werk. Het ontbreekt aan een overeenkomst met [bedrijf 1] , waaruit blijkt onder welke voorwaarden eiser werkzaamheden uitvoert. Eiser voert werkzaamheden uit die structureel zijn voor zijn opdrachtgever en toont niet aan dat hij zich naar buiten toe gedraagt als ondernemer. Ook ontbreken een (voorlopige) jaarrekening of (concept) winst- en verliesrekening, exploitatiebegroting en/of voorlopige aanslag inkomstenbelasting. Het ondernemingsplan is uiterst summier. Hieruit kan niet worden afgeleid dat de onderneming met enige duurzaamheid levensvatbaar is. Ook is de financiële prognose niet opgesteld of geverifieerd door een onafhankelijke externe deskundige.
3. Eiser stelt in beroep dat verweerder het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden omdat hij op 14 maart 2025 aanvullende documenten heeft ingediend, maar deze zijn niet beoordeeld. Daarnaast heeft hij wel aangetoond dat hij duurzaam als zelfstandige werkt. Verweerder onderbouwt onvoldoende waarom de ingediende stukken onvoldoende zijn en vereist ten onrechte meerdere opdrachtgevers. Dit is namelijk niet gebruikelijk in de sector waarin hij werkzaam is. Het doen van grote investeringen staat ook haaks op de aard van het werk. Heb hebben van een website en verrichten van marketingactiviteiten gebeurt ook niet, dit gaat via mond-tot-mondreclame. Hij kan geen jaarrekening overleggen, nu hij in november 2024 is gestart. Die eis van verweerder is dan ook onuitvoerbaar. Verweerder heeft het beginsel van hoor en wederhoor geschonden door het bezwaar kennelijk af te doen. Ook heeft verweerder nagelaten om te onderzoeken of er bijzondere omstandigheden zijn om van het beleid af te wijken. Door het bezwaarschrift ongegrond te verklaren werd eiser uitgesloten van essentiële voorzieningen. Hij wilde immers een verzekering afsluiten. Eiser heeft aanvullend nog enkele facturen en bankafschriften overgelegd, waaruit volgt dat hij werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] .
De rechtbank oordeelt als volgt.
Juridisch kader
4. In artikel 15 van de Richtlijn 2003/109/EG zijn de voorwaarden voor verblijf in een tweede lidstaat neergelegd. In artikel 15, tweede lid, aanhef en onder a, van de Richtlijn is bepaald dat de lidstaten de vreemdeling kunnen vragen bewijzen te overleggen waaruit blijkt dat hij beschikt over vaste en regelmatige inkomsten die voldoende zijn om zichzelf en zijn gezinsleden te onderhouden zonder een beroep te hoeven doen op het stelsel van sociale bijstand van de betrokken lidstaat. In artikel 15, vierde lid, aanhef en onder a, sub ii, van de Richtlijn is bepaald dat de aanvraag vergezeld gaat van overeenkomstig de nationale wetgeving vereiste bewijsstukken waaruit blijkt dat de vreemdeling voldoet aan de desbetreffende voorwaarden. Artikel 15 van de Richtlijn is onder andere geïmplementeerd in het Vb. [1] In artikel 3.30 van het Vb zijn de nationale voorwaarden neergelegd. Om als langdurig ingezetene in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’ moet op grond van artikel 3.30, eerste lid, van het Vb aan drie voorwaarden worden voldaan. Eiser moet namelijk als (1) zelfstandige (2) voldoende inkomsten verwerven die ook nog (3) duurzaam zijn. Dit is in lijn met de Richtlijn waarin ook is opgenomen dat de bewijslast bij de vreemdeling ligt om aan te tonen dat hij als zelfstandige over voldoende en duurzame middelen van bestaan beschikt. [2] De hiervoor benodigde stukken staan duidelijk vermeld in het aanvraagformulier en het toepasselijk beleid. [3] Ook staat daar vermeld aan welke vereisten deze stukken moeten voldoen.
5. Het beleid van verweerder over het documentatievereiste is uitgewerkt in hoofdstuk B6/4.5 van de Vc. Daarin staat een opsomming van alle stukken en bescheiden die nodig zijn om de behoefte in Nederland en de levensvatbaarheid van de onderneming aan te tonen en aan welke eisen deze stukken moeten voldoen. Zonder deze stukken kan dus niet worden beoordeeld of de onderneming voorziet in een behoefte in Nederland, en dus ook niet of met de door eiser voorgenomen te verrichten arbeid als zelfstandige, een wezenlijk Nederlands belang wordt gediend als bedoeld in artikel 3.30, eerste lid, van het Vb.
Zorgvuldigheidsbeginsel
6. Voor zover eiser stelt dat de documenten die hij heeft overgelegd op 14 maart 2025 niet zijn meegewogen, verwijst de rechtbank naar het bestreden besluit. Hieruit volgt dat de overgelegde facturen en bankafschriften zijn meegewogen, maar dat hieruit blijkt dat slechts sprake is van één opdrachtgever. Verweerder heeft de ingebrachte stukken dan ook beoordeeld, maar hieruit blijkt enkel van stortingen van [bedrijf 1] . De documenten tonen nog altijd niet aan dat sprake is van meerdere opdrachtgevers of dat eiser bepaalde uitgaven heeft gedaan in het kader van zijn onderneming.
Arbeid als zelfstandige
7. Eiser wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de overgelegde stukken zijn arbeid als zelfstandige niet aantonen. Verweerder heeft in de besluitvorming uitvoerig en gemotiveerd uiteengezet waarom eiser niet voldoet aan de vereisten. Daarbij heeft verweerder verzocht om verscheidene stukken. Eiser heeft daartoe enkele stukken overgelegd, die niet aantonen dat hij werkzaamheden verricht als zelfstandige en daarmee duurzaam voldoende middelen van bestaan verwerft. De enkele inschrijving bij de Kamer van Koophandel is daartoe onvoldoende. De overgelegde bankafschriften laten slechts geldstortingen van [bedrijf 1] zien. Verder heeft eiser een ondernemingsplan overgelegd, waarvan verweerder duidelijk uiteen heeft gezet waarom dit te summier is. Ook is het ondernemingsplan niet opgesteld of geverifieerd door een onafhankelijke externe deskundige. De marktanalyse en risico's zijn nauwelijks uitgewerkt en eiser lijkt nog altijd maar één opdrachtgever te hebben. Met betrekking tot deze opdrachtgever blijkt niet of en in welke mate die zich voor langere tijd aan eiser heeft gebonden. Gelet op de overgelegde stukken heeft het de schijn dat de werkzaamheden op elk moment beëindigd kunnen worden, wat de middelen niet duurzaam maakt. De enkele stelling van eiser dat hij zelfstandig factureert, zijn eigen werktijden bepaalt en geen instructies van [bedrijf 1] ontvangt, doet daar niet aan af. Dit staat immers niet zwart op wit. Verweerder heeft al eerder verzocht om een overeenkomst waarin de constructie tussen eiser en [bedrijf 1] is opgenomen, maar eiser heeft nagelaten een dergelijk document te overleggen. Dit maakt dat niet is aangetoond dat hij duurzaam over voldoende middelen van bestaan zal beschikken.
8. Eiser benoemt in zijn beroepsgronden enkele branche-specifieke omstandigheden en stelt dat verweerder gelet hierop onrealistische eisen stelt. In het besluit is opgenomen dat eiser niet aantoont dat hij zich naar buiten toe als ondernemer gedraagt, bijvoorbeeld doordat niet is gebleken dat hij actief een website beheert en ook andere klussen uitvoert dan voor de enige opdrachtgever. De rechtbank acht daarbij van belang dat verweerder niet vereist dat eiser een website heeft, maar dat het slechts een voorbeeld is van een manier waarop eiser had kunnen aantonen dat hij werkt als zelfstandige en niet enkel werkt voor [bedrijf 1] . Ook eist verweerder niet van eiser dat hij 'grote investeringen' doet, maar wijst uit dat op geen enkele wijze is gebleken dat eiser enige investeringen doet voor zijn onderneming zoals het inkopen van zijn eigen gereedschap of materialen. Eisers stelling dat materialen doorgaans door de opdrachtgevers worden geleverd heeft hij niet nader onderbouwd. Zo is er geen overeenkomst tussen hem en [bedrijf 1] overgelegd waaruit blijkt wie verantwoordelijk is voor het leveren van de materialen. Ongeacht of het mogelijk gebruikelijk is in de stratenmakerbranche om slechts één werkgever te hebben, is dit momenteel geen indicatie dat eiser arbeid als zelfstandige verricht. Verder wordt niet gevolgd waarom het verzoek om een (voorlopige) jaarrekening onuitvoerbaar zou zijn. Een voorlopige jaarrekening kan ook opgesteld worden als het bedrijf pas een paar maanden heeft gedraaid.
9. De rechtbank wijst er verder op dat zij in zaken als deze
ex tuncmoet toetsen. Dat betekent dat de rechtbank moet kijken naar de situatie zoals die was op het moment dat verweerder het bestreden besluit nam. Feiten en omstandigheden die daarna zijn opgetreden kunnen in beginsel niet bij de beoordeling worden betrokken. De facturen voor [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] en daarbij behorende bankafschriften worden daarom niet bij de beoordeling betrokken. Het staat eiser vrij om een nieuwe aanvraag in te dienen en deze stukken daarbij te voegen. De rechtbank wijst eiser in dat geval ook op de besluitvorming, waarin duidelijk uiteen wordt gezet welke stukken van hem worden verwacht en waaraan deze stukken moeten voldoen.
Artikel 4:84 van de Awb
10. De rechtbank is verder van oordeel dat het beroep van eiser op artikel 4:84 van de Awb niet kan slagen. Eiser wijst daartoe op zijn maatschappelijke inbedding en bestaanszekerheid in Nederland, maar maakt dit verder niet concreet. Verweerder heeft hierin dan ook geen aanleiding hoeven zien om van de beleidsregels af te wijken. Het is verder niet aan verweerder om nader onderzoek te doen naar andere mogelijke bijzondere omstandigheden, zoals eiser stelt.
Hoorplicht
11. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de hoorplicht niet is geschonden. In artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat van horen kan worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Op basis van het door eiser ingediende bezwaarschrift kon verweerder daarom in redelijkheid concluderen dat op voorhand duidelijk was dat eiser nog altijd niet aan de voorwaarden voldeed van de gevraagde verblijfsvergunning. Een gehoor zou daarom niet tot een ander besluit hebben geleid. Verweerder heeft dan ook terecht bepaald dat het bezwaar kennelijk ongegrond is, zodat van horen mocht worden afgezien.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 1 december 2025 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingenbesluit 2000.
2.Zie artikel 15, vierde lid, aanhef en onder a, sub ii, van de Richtlijn.
3.Dit is nader uitgewerkt in hoofdstuk B6/4.5 van de Vc.