ECLI:NL:RBDHA:2025:23020

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
4 december 2025
Zaaknummer
NL24.31611
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Egyptische nationaliteit wegens onvoldoende bewijs van vervolging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 6 november 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, een Egyptische nationaliteit, behandeld. Eiser heeft op 21 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze is op 1 augustus 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen. Eiser stelt dat hij vanwege zijn politieke activiteiten in Egypte, waaronder deelname aan demonstraties en het uiten van kritiek op het regime via sociale media, vreest voor vervolging bij terugkeer naar zijn land. De rechtbank heeft de zaak op 23 september 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk.

De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er nog een strafzaak tegen hem loopt of dat hij in de negatieve belangstelling van de Egyptische autoriteiten staat. Ondanks zijn eerdere arrestatie en politieke activiteiten, heeft eiser geen bewijs kunnen leveren dat zijn vrees voor vervolging gegrond is. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij bij terugkeer naar Egypte een reëel risico op vervolging loopt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31611

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. F.J.E. Hogewind),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. D.A.H. van den Tillaar).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat er nog een strafzaak loopt tegen hem in Egypte of dat hij vanwege zijn politieke overtuiging in de negatieve belangstelling staat van de Egyptische autoriteiten. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 21 maart 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij stelt de Egyptische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1994. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 1 augustus 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 23 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser, M. Fayez als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser heeft het volgende aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd. Eiser is in 2012 gaan studeren in Egypte. In zijn eerste studiejaar werd een coup gepleegd tegen een gekozen president. Eiser heeft deelgenomen aan demonstraties van de universiteit. Eiser heeft gedemonstreerd tegen de plegers van de coup. Eiser is vanaf dat moment begonnen met zijn politieke activiteiten tegen het militaire regime dat de coup heeft gepleegd. Eiser heeft berichten op Facebook geplaatst tegen het regime. Eiser is op 1 februari 2015 tijdens een les aan de universiteit gearresteerd samen met 29 andere studenten. De zaak heeft de naam Al-Khoors gekregen, dat hetzelfde is als het Engelse ‘course’, ofwel ‘les’. Eiser is toen mishandeld om verklaringen af te dwingen. Op 18 mei 2016 hebben bijna alle studenten de beslissing tot vrijlating gekregen in de Al Khoors-zaak. Eiser is begin juni 2016 op borgtocht vrijgelaten. Eiser moest beschikbaar blijven voor het strafrechtelijke onderzoek. Het onderzoek van het Openbaar Ministerie tegen eiser is nog steeds niet afgerond. Eiser is ook na zijn vrijlating doorgegaan met het plaatsen van berichten op Facebook met daarin zijn politieke mening over het regime en de coupplegers. Eiser is eind september 2016 gevlucht uit Egypte. Eiser neemt nog steeds deel aan politieke demonstraties in Nederland. Eiser vreest bij terugkeer opgepakt te worden en strafrechtelijk te worden vervolgd.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
problemen met de autoriteiten vanwege politieke activiteiten in de periode van februari 2015 tot en met juni 2016.
Verweerder heeft beide elementen geloofwaardig geacht.
4.1.
Hoewel het asielrelaas van eiser geloofwaardig is, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij te vrezen heeft wegens de openstaande Al Khoors zaak opnieuw opgepakt te worden bij terugkeer naar Egypte. Eiser heeft geen significante kritiek geuit op de autoriteiten van Egypte en valt hiermee niet onder een risicogroep. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat de Al-Khoors zaak, of een andere strafzaak, momenteel nog tegen hem loopt. Eiser heeft na zijn vrijlating tot aan zijn vertrek uit Egypte geen problemen meer ondervonden ondanks zijn berichten op Facebook. Ten slotte wordt eiser sinds 2017 ook niet meer gezocht door de autoriteiten van Egypte. Verweerder heeft de asielaanvraag daarom ongegrond verklaard en aan eiser een terugkeerbesluit uitgevaardigd.
Staat eiser vanwege de Al-Khoors zaak in de negatieve belangstelling van de autoriteiten?
5. Eiser stelt dat hij wegens zijn eerdere problemen met de autoriteiten in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. Eiser is in het verleden vervolgd voor zeer ernstige feiten, heeft lang gedetineerd gezeten en is op borgtocht vrijgelaten. Eiser heeft gewezen op artikel 4, vierde lid, van de Kwalificatierichtlijn [2] waaruit blijkt dat het feit dat een vreemdeling in het verleden reeds is blootgesteld aan vervolging of aan ernstige schade, een duidelijke aanwijzing is dat de vrees van de vreemdeling voor vervolging gegrond is en het risico op het lijden van ernstige schade reëel is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen. Het tijdsverloop tussen eisers vrijlating en het bestreden besluit is onvoldoende om aan te nemen dat eiser niet meer in de negatieve belangstelling staat. Ter onderbouwing heeft eiser verwezen naar een vergelijkbare politieke zaak waar pas tien jaar later vonnis werd gewezen. Verweerder werpt ten onrechte aan eiser tegen dat hij met documenten moet onderbouwen dat de strafzaak nog loopt. Het enkele feit dat onbekend is wat de status is van de strafzaak rechtvaardigt niet de conclusie dat eiser niet meer wordt vervolgd. Eiser heeft in beroep alsnog een kopie van het arrestatiebevel met vertaling en een kopie van het strafvonnis overgelegd om aannemelijk te maken dat hij wordt gezocht en vervolgd in de zaak Al-Khoors. Het arrestatiebevel is afgegeven op 17 december 2024 in de zaak 311 van het jaar 2015. Dit is hetzelfde zaak nummer als van de Al-Khoors zaak. Dat eiser in de negatieve belangstelling stond en ook momenteel nog staat blijkt ook uit eisers verklaringen. De autoriteiten zijn in 2017 bij zijn oude adres, op de universiteit en bij zijn oom langs geweest op zoek naar eiser.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Al-Khoors zaak, of een andere zaak, nog loopt tegen eiser sinds hij (op borgtocht) is vrijgelaten. Eiser is daar ook met de in beroep overgelegde kopieën van het arrestatiebevel en het strafvonnis niet in geslaagd. De rechtbank merkt op dat het overgelegde vonnis onvertaald is, waardoor niet te herleiden valt wat er precies in staat. Verweerder heeft ook aangegeven de stukken niet te kunnen laten onderzoeken door Bureau Documenten omdat het kopieën betreft. Daarnaast kan ook de inhoud van deze documenten eisers vrees niet aannemelijk maken. Het arrestatiebevel is van 17 december 2024 en daaruit blijkt dat eiser wordt gezocht omdat er een vonnis is waarbij hij is veroordeeld omdat hij lid is van een verboden terroristische groepering van de Moslimbroeders. Eiser stelt dat uit het onvertaalde vonnis blijkt dat hij is veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf en een geldboete van 150.000 pond. Ter zitting heeft eiser verklaard dat uit het vonnis blijkt dat hij op 3 augustus 2025 tot deze straf is veroordeeld. De rechtbank constateert dat uit het arrestatiebevel volgt dat daar een veroordeling aan ten grondslag ligt en dat die van eerdere datum is dan het overgelegde vonnis. Dat strookt niet met elkaar. Eiser heeft desgevraagd ter zitting geen duidelijkheid kunnen verschaffen over deze innerlijke tegenstrijdigheid.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat het ongerijmd is dat eiser na zijn vrijlating door is gegaan met het plaatsen van berichten op Facebook met politieke standpunten, maar in de vier maanden tussen zijn vrijlating en vertrek geen problemen heeft ondervonden met de Egyptische autoriteiten. Dat eiser na zijn vrijlating op een ander adres is gaan wonen dan het adres waar hij stond ingeschreven heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden om de beoordeling anders te laten uitvallen. De rechtbank stelt vast dat eiser in zijn zienswijze daarover heeft verklaard dat hij in een andere stad is gaan wonen en dat hij op dat adres alleen woonde. In beroep verklaart eiser dat hij bij zijn tante woonde. Dit strookt niet met elkaar. Verweerder heeft ook bij de beoordeling kunnen betrekken dat eiser na zijn vrijlating legaal heeft kunnen uitreizen en een paspoort heeft kunnen aanvragen. Die omstandigheden duiden er niet op dat er tegen eiser een strafzaak loopt of dat eiser in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat.
5.3.
Verweerder heeft eiser ook in het bestreden besluit kunnen tegenwerpen dat hij niet meer is gezocht door de autoriteiten van Egypte voor de Al-Khoors zaak sinds 2017. De verklaring over het feit dat de autoriteiten eisers oude woonplaats hebben bezocht, berust enkel op de berichten van buren [3] . Ook blijkt niet uit deze verklaring waarom de politie eisers woonadres bezocht en is het niet duidelijk waar eiser op baseert dat ook eenmaal op de universiteit gezocht werd naar eiser. In 2017 zijn de autoriteiten bij de oom van eiser langs geweest. [4] Verweerder heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat uit het Algemeen ambtsbericht Egypte [5] blijkt dat de autoriteiten zich in toenemende mate richten tot familieleden van gezochte Egyptenaren in Egypte door hen lastig te vallen en te arresteren. Eiser heeft verklaard dat hij aan de autoriteiten alle namen en adressen heeft moeten doorgeven van familieleden, waarbij zij aangaven dat zij achter zijn familie aan konden gaan als hij zich met de politiek ging bemoeien. De autoriteiten zijn desondanks sinds 2017 niet meer achter eiser of zijn familie aangegaan. In dit licht valt daardoor niet in te zien dat eiser momenteel nog in de negatieve belangstelling van de autoriteiten in Egypte staat, gezien zij sinds 2017 eiser of zijn familie niet meer hebben opgezocht.
5.4.
Anders dan eiser stelt, blijkt uit het voorgaande dat verweerder het zwaartepunt van de beoordeling niet enkel heeft gelegd op het tijdsverloop bij de vraag of eiser in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat.
5.5.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er goede redenen zijn om aan te nemen dat vervolging of ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen. De rechtbank overweegt dat hiermee voldoende rekening is gehouden met artikel 4, vierde lid, van de Kwalificatierichtlijn. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Staat eiser wegens zijn politieke overtuiging in de negatieve belangstelling van de autoriteiten?
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij een diepe politieke overtuiging heeft gelet op al zijn politieke activiteiten die hij heeft verricht. Hij staat daardoor in de negatieve belangstelling van de autoriteiten. Hij verklaart dat hij heeft deelgenomen aan demonstraties van de universiteit, dat hij actief is op Facebook en zich solidair toonde met medestudenten die werden opgepakt door voor hen te demonstreren en aandacht te vragen voor hen op Facebook. Daarnaast berichtte hij over de enorm gewelddadige repressie van de Egyptische autoriteiten jegens demonstranten. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn vrees wegens zijn politieke overtuiging screenshots van Facebook berichten overgelegd, foto’s van demonstraties, een verklaring van El Shebab Center for Human Rights, een brief van Justice Matters Nederlands, een screenshot van een speech van eiser voor Elsharq TV en een Whatsapp-gesprek tussen eiser en zijn zus. Eiser stelt dat er na de demonstratie van 15 december 2024 in Amsterdam, alwaar hij ook een toespraak heeft gehouden en een interview heeft gegeven aan ElSharq TV, een inval heeft plaatsgevonden bij de ouders van eiser op 19 december 2024. Eiser stelt dat de boel kort en klein is geslagen en iedereen in huis is bedreigd. De autoriteiten hebben vervolgens eisers adresgegevens geëist in Nederland. Eiser heeft een screenshot overgelegd van het Whatsapp-gesprek wat hij met zijn zus had die hem vroeg om zijn adresgegevens.
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat eiser een politieke overtuiging heeft. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Egypte een reëel risico op vervolging loopt wegens zijn politieke overtuiging. De rechtbank motiveert dat als volgt.
6.2.
Ten aanzien van de Facebook berichten heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser meteen door is gegaan met het plaatsen van deze berichten na zijn vrijlating. Echter heeft eiser in de vier maanden tussen zijn vrijlating en vertrek geen problemen ondervonden met de autoriteiten, wat niet rijmt met de stelling dat er nog een onderzoek tegen eiser zou lopen en hij in de gaten zou worden gehouden door de autoriteiten. Ten aanzien van de Facebook berichten die na eisers vertrek uit Egypte zijn geplaatst, merkt de rechtbank allereerst op dat op de Facebook-pagina staat dat deze pagina niet beschikbaar is. Ten aanzien van de eerder overgelegde Facebook berichten heeft verweerder kunnen opmerken dat eiser enkel aandacht vroeg voor zijn mede gevangene en weinig bereik had met 714 volgers. De berichten dateren van 1 december 2021 en 11 mei 2023 en gaan niet over de politieke situatie in Egypte. Verweerder heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser niet significant kritiek uit tegen de autoriteiten. De verklaring van eiser dat hij bij hypothetische terugkeer naar Egypte doorgaat zoals hij gewend is met het uiten van uw berichten op Facebook heeft verweerder niet tot een andere afweging hoeven brengen. Met de enkele stelling dat eiser veel Facebook berichten heeft verwijderd kan de rechtbank ook niet vaststellen dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij hierdoor in de negatieve belangstelling van de autoriteiten zal staan.
6.3.
Ten aanzien van het interview met Elsharq TV kan de rechtbank verweerder erin volgen dat dit enkel een screenshot betreft, en onduidelijk is wat de inhoud van het interview is en of eiser door dit interview in de negatieve belangstelling van de Egyptische autoriteiten is gekomen.
6.4.
Ten aanzien van de foto’s heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat daaruit volgt dat eiser voor de ambassade heeft gestaan met twee Egyptische staatsvlaggen, maar daaruit niet valt op te maken wat eisers politieke overtuiging is en dat hij kritiek uit op het Egyptische regime. Eiser heeft niet gemotiveerd waarom hij deelnam aan deze actie en waarom het hem problemen zou opleveren. Daarnaast heeft hij nagelaten te onderbouwen waarom hij op basis van deze actie in de negatieve aandacht zou staan van de Egyptische autoriteiten.
6.5.
Ten aanzien van de verklaring van El Shebab Center for Human Rights en de brief van Justice Matters Nederlands heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat weliswaar blijkt dat eiser actief is in het uitdragen van zijn politieke overtuiging in de media, maar dat ook hieruit niet is op te maken dat eiser wegens zijn politieke activiteiten in de negatieve belangstelling van de autoriteiten is komen te staan. Er blijkt ook niet uit welke kritiek eiser uit en waarop de stelling gebaseerd is dat eiser niet kan terugkeren naar Egypte.
6.6.
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat uit het screenshot van het Whatsapp-gesprek wat hij met zijn zus had niet is af te leiden dat het huis van eisers ouders is vernield, dat er familieleden zijn bedreigd en dat tegen eisers vader is gezegd dat eiser moest stoppen met zijn politieke activiteiten. Verweerder heeft hier daarom de conclusie aan kunnen verbinden dat dit screenshot geen bewijs is voor de stelling dat eiser vanwege zijn politieke activiteiten in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
7. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en verweerder zijn asielaanvraag mag afwijzen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Broekhof, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Molenkamp - Lopar, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Richtlijn (EU) 2011/95.
3.Nader gehoor pagina 17.
4.Nader gehoor pagina 17.
5.Algemeen ambtsbericht Egypte van november 2021, pagina 44.