ECLI:NL:RBDHA:2025:23042

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
4 december 2025
Zaaknummer
23/7146
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing omgevingsvergunning voor vervanging kozijnen in beschermd stadsgezicht Benoordenhout

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiser om een omgevingsvergunning voor het vervangen van kozijnen in zijn appartement aan de [adres 1] te Den Haag. Eiser is het niet eens met de afwijzing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 27 juni 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van het college aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat het bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand en met de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht Benoordenhout. De rechtbank legt uit dat de aanvraag is ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, waardoor de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing blijft. Het college heeft de afwijzing gebaseerd op het advies van de Welstands- en monumentencommissie (Wmc), die negatief heeft geadviseerd over het bouwplan. De rechtbank constateert dat het college het advies van de Wmc onvoldoende heeft onderbouwd, maar ziet aanleiding dit gebrek te passeren omdat het college ook andere gronden voor de afwijzing heeft aangevoerd. De rechtbank concludeert dat het college het algemeen belang bij behoud van de cultuurhistorische waarden zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van eiser bij het plaatsen van het door hem gewenste kozijnprofiel. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en het college moet het griffierecht aan eiser vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7146

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 september 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: mr. S.V. Benjamin).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser om een omgevingsvergunning voor het vervangen van kozijnen in zijn appartement aan de
[adres 1] te Den Haag. Eiser is het niet eens met de afwijzing. Hij voert daartegen een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de aanvraag van eiser heeft mogen afwijzen. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Inleiding

2. Eiser heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het vervangen van de kozijnen in zijn appartement. Eiser wil de kozijnen vervangen om zijn woning te verduurzamen en hij wil een dunner profiel toepassen dat volgens hem beter past bij de oorspronkelijke bouwstijl van het gebouw.
2.1.
Het college heeft de aanvraag met het besluit van 31 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 10 oktober 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Overgangsrecht Omgevingswet
3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 11 januari 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wabo van toepassing blijft.
Het bestreden besluit
4. Het college heeft de aanvraag afgewezen, omdat het bouwplan volgens het college in strijd is met redelijke eisen van welstand en met de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht Benoordenhout, die op grond van de ter plaatse geldende dubbelbestemming “Waarde-Cultuurhistorie” in de beheersverordening “Benoordenhout Noord-Oost” beschermd worden. Het college heeft de afwijzing gebaseerd op het advies van de Welstands- en monumentencommissie (Wmc). De Wmc heeft het bouwplan beoordeeld in het kader van redelijke eisen van welstand én de cultuurhistorische waarden en heeft negatief geadviseerd over het bouwplan. De Wmc heeft het volgende advies gegeven:
“De commissie kan niet instemmen met het vervangen van de kozijnen. Alhoewel zij het nieuwe profiel een goede benadering van het oorspronkelijke profiel acht, vervalt de samenhang van het gevelbeeld als 1 enkele woning aangepast wordt. Deze samenhang binnen dit bouwblok acht de commissie van groter belang binnen dit beschermde stadsgezicht. Indien het hele woningblok aangepast zou worden zou deze profilering een passende zijn. Ventilatieroosters dienen overigens verholen te worden toegepast. De kleur dient het groen van de bestaande kozijnen te zijn.”
Redelijke eisen van welstand
5. Eiser is het niet eens met de afwijzing en betwist het advies van de Wmc.
5.1.
Op basis van het advies van de Wmc heeft het college het bouwplan in strijd geacht met redelijke eisen van welstand, als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, onder d, van de Wabo. Hoewel het college niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor de welstandstoetsing bij het college zelf ligt, mag het op dat advies afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor de wettelijke adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders als de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie heeft overgelegd of concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht.
5.2.
De rechtbank constateert dat de Wmc in haar advies niet duidelijk heeft gemaakt met welk criterium uit de Welstandsnota Den Haag 2017 het bouwplan in strijd moet worden geacht. Door dit advies zonder nadere toelichting over te nemen, heeft het college het standpunt dat het bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. In zoverre kleeft er een motiveringsgebrek aan het bestreden besluit. De rechtbank ziet echter aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren, omdat aannemelijk is dat eiser en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen worden geschaad. Het college heeft de aanvraag namelijk ook afgewezen op de grond dat het bouwplan in strijd is met de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de aanvraag daarmee op goede gronden afgewezen. De rechtbank zal dit oordeel hierna toelichten.
Strijd met cultuurhistorische waarden (beschermd stadsgezicht)
6. Op het perceel van eiser is de beheersverordening “Benoordenhout Noord-Oost” (hierna: beheersverordening) van toepassing. Op het perceel rusten de bestemming
“Wonen-2” en de dubbelbestemming “Waarde-Cultuurhistorie”.
6.1.
Ingevolge artikel 21.1 van de regels van de beheersverordening zijn de voor ‘Waarde-Cultuurhistorie’ aangewezen gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen als bedoeld in artikelen 3 tot en met 19, mede bestemd voor het behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden van het rijksbeschermd stadsgezicht, zoals beschreven in de toelichting op het aanwijzingsbesluit, opgenomen in bijlage 3 [lees: bijlage 4] van de regels, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
6.2.
Ingevolge artikel 21.2, aanhef en onder a, van de regels van de beheersverordening geldt voor het bouwen binnen de bestemming “Waarde-Cultuurhistorie” de volgende regel: het bouwen binnen de grenzen van het rijksbeschermd stadsgezicht moet plaatsvinden met inachtneming van de cultuurhistorische waarden als bedoeld in het eerste lid.
6.3.
In de toelichting op het aanwijzingsbesluit zijn de te beschermen waarden van het rijksbeschermd stadsgezicht Benoordenhout beschreven. In de paragraaf ‘Nadere typering van de te beschermen waarden’ staat onder meer dat het ruimtelijk karakter van deze woonwijk wordt bepaald door de typische schaal en structuur van het vooroorlogse bebouwingsbeeld, gekenmerkt door de grote harmonie in de baksteen-woonhuisarchitectuur en de homogeniteit in de verschillende straatwanden, wat leidt tot hoogwaardige stedenbouwkundige ensembles.
6.4.
Het college heeft het bouwplan vanwege het advies van de Wmc in strijd geacht met de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht. In het advies heeft de Wmc geoordeeld dat de samenhang van het gevelbeeld vervalt als een enkele woning aangepast wordt en dat deze samenhang binnen dit bouwblok van groter belang is voor de bescherming van de cultuurhistorische waarden. Dat advies is naar het oordeel van de rechtbank navolgbaar, aangezien een homogene straatwand blijkens de toelichting op het aanwijzingsbesluit een beschermde cultuurhistorische waarde van het beschermd stadsgezicht is. Het college heeft door dit advies over te nemen daarom deugdelijk gemotiveerd waarom het bouwplan van eiser in strijd is met de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht.
6.5.
Eiser betoogt dat hij de kozijnen wil terugbrengen naar de oorspronkelijke bouwstijl van het gebouw uit 1938, en dat het door hem aangevraagde dunnere profiel daar beter bij aansluit. De oorspronkelijke stijl van de kozijnen is echter niet een cultuurhistorische waarde die beschermd wordt door het aanwijzingsbesluit en de daarbij behorende de toelichting. Dat het door eiser gekozen profiel wellicht beter aansluit bij de oorspronkelijke bouwstijl van het gebouw is daarom niet van belang voor de vraag of met het plaatsen van de nieuwe kozijnen de cultuurhistorische waarden van het beschermde stadsgezicht in acht worden genomen. Een homogene straatwand is blijkens het aanwijzingsbesluit wél een beschermde cultuurhistorische waarde van het beschermd stadsgezicht. Het oorspronkelijke kozijnprofiel is in het gehele bouwblok op enig moment vervangen door een platter profiel. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich daarom in navolging van de Wmc op het standpunt mogen stellen dat ten behoud van de homogeniteit van de straatwand vastgehouden moet worden aan het profiel van de andere kozijnen in het bouwblok.
6.6.
Eiser betoogt ook dat hij niet kan bereiken wat de Wmc wenst. Hij kan namelijk nooit helemaal dezelfde kozijnen terugplaatsen als de kozijnen die nu aanwezig zijn. Omdat de andere kozijnen in het gebouw zijn verweerd zullen ze er anders uitzien. De rechtbank kan eiser niet in zijn standpunt volgen, nu uit het advies van de Wmc niet volgt dat eiser kozijnen moet terugplaatsen die er verweerd uitzien. De Wmc adviseert alleen om de kozijnen uit te voeren in hetzelfde profiel en in dezelfde kleur als de bestaande kozijnen, namelijk grachtengroen.
6.7.
Eiser betoogt ook dat het college bij de beoordeling of zijn bouwplan in het beschermd stadsgezicht past, breder had moeten kijken naar de wijk en niet alleen naar het bouwblok. Er zijn in totaal 16 bouwblokken met deze appartementen in de wijk, waarbij 13 bouwblokken al geen samenhang meer vertonen omdat daar afwijkende profielen zijn toegepast. De rechtbank overweegt dat de Wmc de uniformiteit van het bouwblok waarin eisers appartement zich bevindt van belang heeft kunnen achten voor haar beoordeling. Dat er in de rest van de wijk wel kozijnen met een ander profiel zijn toegepast en dat de uniformiteit van de straatwanden daardoor is aangetast, betekent niet dat de cultuurhistorische waarden die behouden moeten worden op grond van artikel 21 van de beheersverordening, in dit geval voor eisers bouwblok (ook) aangetast mogen worden.
6.8.
De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat eisers bouwplan in strijd is met de beheersverordening. Het college is niet bereid deze strijdigheid via afwijking van de beheersverordening toe te staan, omdat dit zou leiden tot een aantasting van de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht.
6.9.
Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van de beheersverordening een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
6.10.
Eiser beroept zich op het gelijkheidsbeginsel. Hij stelt dat bij het appartement aan de [adres 2] wel een afwijkend kozijnprofiel is toegestaan. Het college heeft toegelicht dat [huisnummer] geen vergelijkbaar geval is, omdat in het bouwblok waarin dat appartement zich bevindt al geen sprake meer was van een uniform gevelbeeld. De Wmc heeft in dat kader geoordeeld: “De voor [adres 2] voorgestelde nieuwe kozijnen en ramen sluiten aan bij deze twee goede eerdere vervangingen, waarmee de samenhang van de gevel niet negatief wijzigt.” De kozijnen zijn om die reden voor dat adres door het college vergund. De rechtbank volgt het standpunt van het college dat er geen sprake is van een vergelijkbaar geval, omdat in het bouwblok van [huisnummer] in zoverre al geen sprake meer was van een homogene straatwand. Van de overige door eiser aangevoerde gevallen zijn alleen foto’s overgelegd van appartementen uit de wijk Duinzigt, maar er zijn geen adressen genoemd. Het college heeft voor zover mogelijk onderzoek gedaan naar deze gevallen, maar daaruit is niet gebleken van gevallen waarin een omgevingsvergunning is verleend. Het college heeft in de door eiser aangevoerde gevallen daarom geen aanleiding hoeven zien om de door hem gewenste kozijnen in afwijking van de beheersverordening toe te staan.
6.11.
Eiser vindt ook dat het door hem gewenste kozijnprofiel, ondanks de strijd met de beheersverordening, vergund had moeten worden, omdat eiser verduurzaming van zijn appartement tot doel heeft. De rechtbank volgt eiser hierin niet, reeds omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn appartement niet kan verduurzamen met het door Wmc geadviseerde profiel.
6.12.
Verder betoogt eiser dat hij heeft geregeld met de VVE dat de andere bewoners uit het bouwblok ook dezelfde kozijnen als eiser zullen plaatsen, wanneer zij hun kozijnen in de toekomst zullen vervangen. Op die manier ontstaat er weer samenhang in het gevelbeeld van het bouwblok. De rechtbank is met het college van oordeel dat de afspraak die eiser heeft met de VVE niet kan leiden tot vergunningverlening. Die afspraak kan door het college immers niet worden afgedwongen bij de andere bewoners en is gericht op de toekomst, zodat er geen uniformiteit zou bestaan zolang de andere bewoners niet hetzelfde kozijnprofiel toepassen als eiser, en dat doet afbreuk aan de beschermde cultuurhistorische waarden.
6.13.
De rechtbank oordeelt, gelet op het voorgaande, dat het college het algemeen belang bij behoud van de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van eiser bij het plaatsen van het door hem gewenste kozijnprofiel.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Omdat de rechtbank een gebrek in de motivering van het bestreden besluit heeft vastgesteld onder overweging 5.2, moet het college wel het griffierecht aan eiser vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van
mr.Y. Al-Qaq, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 19 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.