Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. W. Vrooman).
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 december 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die van Tadzjiekse nationaliteit is. De minister van Asiel en Migratie had op 14 november 2025 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 1 december 2025 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is de minister vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat eiser staande is gehouden in het kader van een Dublinclaim, omdat hij door Duitsland is gesignaleerd in het Schengeninformatiesysteem (SIS) als een niet tot het Schengengebied toe te laten vreemdeling met een gevarenclassificatie. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende aanleiding heeft gehad om eiser staande te houden, ook zonder strafrechtelijke veroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring voldoende zijn, en dat de minister terecht heeft geoordeeld dat er geen andere, minder dwingende maatregelen toepasbaar waren. Eiser heeft aangevoerd dat de minister onvoldoende voortvarend heeft gehandeld, maar de rechtbank concludeert dat de minister in zijn handelen niet onrechtmatig is geweest. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.