Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
primairdat het Openbaar Ministerie wordt bevolen in strafzaak met parketnummer 13-107309-25 onverwijld een vordering op grond van artikel 196 Wetboek van Strafvordering (Sv) in te dienen, strekkende tot plaatsing van verdachte in het Pieter Baan Centrum ter observatie en onderzoek naar de geestvermogens van verdachte;
subsidiairdat het Openbaar Ministerie wordt bevolen in strafzaak met parketnummer 13-107309-25 onverwijld bij de rechter-commissaris een vordering op grond van artikel 227 Sv in te dienen tot benoeming van een tweetal deskundigen, bestaande uit een psychiater en een psycholoog, ter beoordeling van de geestesvermogens van de verdachte;
voorwaardelijk– in het geval er door de rechter-commissaris niet tijdig uitspraak kan worden gedaan op de door het Openbaar Ministerie in te dienen vorderingen als bedoeld onder A en/of B, dus voordat de inhoudelijke behandeling in strafzaak met parketnummer 13-107309-25 plaatsvindt – te bepalen dat het Openbaar Ministerie wordt bevolen tijdens de inhoudelijke behandeling (i) primair te vorderen dat de zaak wordt terugverwezen naar de rechter-commissaris voor de toepassing van artikel 196 Sv zodat de verdachte wordt geplaatst in het Pieter Baan Centrum ter verdere observatie; en (ii) tegelijkertijd, voor het geval de primaire vordering door de strafkamer van de Rechtbank wordt afgewezen, subsidiair te vorderen dat een duorapportage wordt gelast op grond van artikel 315 Sv;
voor alle gevallen: met verwijzing van gedaagde in de proceskosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 178 en te verhogen met € 92 in geval van betekening van het vonnis, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.