ECLI:NL:RBDHA:2025:23322

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2025
Publicatiedatum
8 december 2025
Zaaknummer
NL25.36278
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met homoseksuele gerichtheid

Op 8 december 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Nigeriaanse eiser die een opvolgende aanvraag om asiel had ingediend. De rechtbank beoordeelde de afwijzing van deze aanvraag door de minister van Asiel en Migratie, die de aanvraag als kennelijk ongegrond had bestempeld. Eiser, die eerder in 2021 een eerste asielaanvraag had ingediend, stelde dat hij problemen ondervond in Nigeria vanwege zijn homoseksuele gerichtheid en politieke activiteiten. De rechtbank oordeelde dat de minister de homoseksuele gerichtheid van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig had geacht. Eiser had tijdens de eerdere procedure onvoldoende bewijs geleverd om zijn claims te onderbouwen, en de rechtbank concludeerde dat de minister terecht had vastgesteld dat de opvolgende aanvraag ook niet geloofwaardig was. Eiser had weliswaar een identiteitsgroei doorgemaakt en nam deel aan lhbti-activiteiten, maar de rechtbank vond dat de door hem overgelegde documenten en verklaringen niet voldoende waren om zijn homoseksualiteit te onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.36278

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de opvolgende asielaanvraag in stand kan blijven. De minister heeft eisers homoseksuele gerichtheid namelijk niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 26 juni 2024 een opvolgende aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 30 juli 2025 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

De eerdere procedure
3. Eiser is van Nigeriaanse nationaliteit is geboren op [geboortedatum] 1985. Hij heeft op 18 november 2021 een eerste asielaanvraag gedaan. Hieraan legde eiser het volgende ten grondslag. Eiser kreeg in Nigeria problemen vanwege zijn homoseksuele gerichtheid en zijn politieke activiteiten. Daarnaast kreeg hij problemen met criminele netwerken. Die asielaanvraag is door de minister afgewezen als ongegrond, omdat de homoseksuele gerichtheid en de politieke activiteiten van eiser niet geloofwaardig werden geacht. De door de minister geloofwaardig geachte problemen met criminele netwerken maakten daarnaast niet dat er een reëel risico was op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria. Deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, heeft het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. [1] Het hoger beroep is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) ook ongegrond verklaard, waarmee de afwijzing van eisers eerste aanvraag onherroepelijk is geworden. [2]
De opvolgende asielaanvraag
4. Eiser legt aan de opvolgende asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft een identiteitsgroei doorgemaakt met betrekking tot zijn gestelde homoseksualiteit. Tijdens de eerdere procedure was eiser naar eigen zeggen bang om meer te verklaren over zijn homoseksualiteit. Inmiddels doet eiser mee aan meer lhbti-activiteiten. Deze activiteiten hebben volgens eiser gemaakt dat hij nu trots is op wie hij is en zich vrijer voelt om over zijn seksuele gerichtheid te praten. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser een aantal brieven, foto’s en appjes overgelegd. Eiser vreest naar eigen zeggen te worden vermoord in Nigeria, omdat homoseksualiteit daar niet is toegestaan.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
verklaringen over homoseksuele gerichtheid.
De minister stelt zich op het standpunt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig zijn. De homoseksuele gerichtheid van eiser is echter nog steeds niet geloofwaardig. Het relaas van eiser is volgens de minister namelijk niet samenhangend en aannemelijk. [3] Omdat het hier om een opvolgende aanvraag gaat, concludeert de minister daarom dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is. [4]
Heeft de minister eisers homoseksuele gerichtheid ten onrechte ongeloofwaardig geacht?
6. Eiser betoogt dat de minister ten onrechte eisers homoseksuele gerichtheid nog steeds ongeloofwaardig acht. Eiser heeft namelijk een identiteitsgroei doorgemaakt. Het is voor eiser moeilijk om de groei in zijn seksuele gerichtheid onder woorden te brengen, omdat het gaat om een gevoel of ervaring daarvan. De minister kan volgens eiser niet zonder meer verwachten dat eiser over een dergelijk gevoel concreet en diepgaand verklaart. Eiser ziet ook niet in hoe hij beter had kunnen verklaren over waarom hij nu trots is op wie hij is. De minister ontkent ook niet dat eisers deelname aan lhbti-bijeenkomsten aan zijn gevoel van trots heeft kunnen bijdragen. Verder moet eisers gebruik van een dating-app volgens hem als indicatie gelden voor de geloofwaardigheid van zijn homoseksuele gerichtheid. De minister werpt ten onrechte tegen dat eisers verklaring dat hij in Nigeria al geslachtsgemeenschap heeft gehad in strijd is met zijn verklaring dat hij eerder niet op mensen in de club af durfde te stappen. In een club in alle openheid op iemand afstappen is namelijk anders dan in het geheim op zoek gaan naar een partner, terwijl je bewust bent van het grote risico. Ook in die zin heeft eiser een groei doorgemaakt. De minister heeft verder erkend dat eiser op een aantal punten een begin van diepgang heeft laten zien. Daaruit blijkt volgens eiser dat hij in ieder geval op kleine schaal een groei heeft doorgemaakt, zodat hem het voordeel van de twijfel moet worden gegund. Ten slotte wijst eiser op een medisch dossier dat hij heeft overgelegd. Daarin staat volgens eiser dat hij al op 7 maart 2023 heeft verklaard homoseksueel te zijn.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister heeft allereerst terecht verwezen naar de eerdere procedure, waarin is geoordeeld dat de minister niet ten onrechte aan eiser had tegengeworpen dat eiser vaag en oppervlakkig had verklaard over wat het betekende om homoseksueel te zijn in Nigeria, en over zijn relatie met zijn partner. In die procedure is ook tegengeworpen dat eiser geen duidelijke verklaring heeft gegeven waarom hij na de ontdekking van zijn homoseksualiteit naar de kerk ging, terwijl hij niet
gelovig was en wist dat de kerk negatief tegen homoseksualiteit aankeek en dat hij tegenstrijdig had verklaard over of de dorpsgenoten van zijn gerichtheid wisten en over of hij bij het oppakken van zijn partner aanwezig was. De minister heeft zich in deze opvolgende procedure niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers homoseksuele gerichtheid nog altijd ongeloofwaardig is. De door eiser overgelegde documenten en foto’s dragen onvoldoende bij aan de geloofwaardigheid van eisers homoseksuele gerichtheid. De brief van het COC van 27 mei 2023 houdt namelijk alleen in dat eiser bekend is bij de organisatie. De minister heeft er tijdens de zitting niet ten onrechte op gewezen dat iedereen zich bij het COC zou kunnen inschrijven, zodat hier weinig waarde aan kan worden gehecht. Daarnaast verschilt die brief maar weinig van de brief van het COC van 20 augustus 2022 die eiser in de vorige procedure heeft overgelegd. Toen is al geoordeeld dat die brief en de daarbij overgelegde foto’s geen reden gaven om eisers homoseksualiteit geloofwaardig te vinden. Het nogmaals overleggen van een dergelijke brief van het COC en foto’s kan daarom niet tot een ander oordeel leiden. Verder noemt eiser de namen van mannen waarmee hij een relatie heeft of heeft gehad in het gespreksverslag van lhbt-belangenorganisatie Artikel 1 en het verslag van het gehoor opvolgende aanvraag, maar heeft hij geen verklaringen van deze mannen overgelegd om de gestelde relaties te onderbouwen. Zonder verdere onderbouwing, kan aan eisers verklaringen over zijn relaties maar weinig waarde worden toegekend, nu hij slechts beknopt over deze relaties heeft verklaard. Verder kunnen aan de appjes op de dating-app ook weinig waarde worden gehecht, omdat iedereen een account op een dergelijke dating app zou kunnen aanmaken. Dat uit het medisch dossier blijkt dat eiser al ruim een jaar voor het indienen van de asielaanvraag waar het nu over gaat – namelijk op 7 maart 2023 – heeft verklaard homoseksueel te zijn, draagt ook niet veel bij aan de geloofwaardigheid van eisers homoseksualiteit. Eiser had op dat moment namelijk al een eerste asielaanvraag ingediend, waar hij deels aan ten grondslag legde dat hij homoseksueel is.
6.2.
Gezien de onder 6.1 genoemde omstandigheden, heeft de minister eisers verklaringen over dat hij nu trots is niet ten onrechte onvoldoende gevonden om eisers homoseksualiteit geloofwaardig te vinden. De minister heeft deze verklaringen ook op zichzelf bezien onvoldoende concreet en diepgaand mogen vinden. Zo heeft eiser slechts in algemene bewoordingen verklaard over wat ervoor heeft gezorgd dat hij zich nu trots voelt. De redenen die eiser noemt, zoals het verschil tussen Nigeria en Nederland en zijn bezoeken aan activiteiten van het COC en andere lhbti-bijeenkomsten, heeft eiser ook al tijdens zijn eerdere procedure genoemd en de minister heeft eiser niet ten onrechte tegengeworpen dat hij niet concreet heeft gemaakt waarom dit nu anders zou zijn geworden. De minister heeft niet ten onrechte gesteld dat van eiser kon worden verwacht dat hij hierover meer concreet zou kunnen verklaren. Hij is namelijk 40 jaar oud, is al sinds 2021 in Nederland en heeft sindsdien regelmatig gesprekken over zijn gerichtheid bij het COC en andere belangenorganisaties. De minister heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het feit dat eiser op sommige punten wat meer heeft verklaard dan in de vorige procedure en daarmee een begin van diepgang zou hebben laten zien, nog niet maakt dat aan hem het voordeel van de twijfel dient te worden gegund. Daar is namelijk meer voor nodig dan alleen een begin van diepgang.

Conclusie en gevolgen

7. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Lange, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag, zp. Groningen 17 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10364.
2.ABRvS 31 augustus 2023, zaaknummer Z1-156919817651.
3.De minister verwijst naar artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
4.De minister verwijst naar artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000.