Beoordeling door de rechtbank
6. Eiser onderbouwt zijn asielaanvraag als volgt. Eiser is geboren op [geboortedatum] 2007. Hij heeft de Ethiopische nationaliteit en is afkomstig uit de regio Amhara. Eiser heeft asiel aangevraagd vanwege de oorlog in deze regio. Bij terugkeer naar Ethiopië vreest eiser voor de strijdende partijen. Hij is bang dat hij zal worden gedwongen om mee te vechten, of dat hij zal worden gedood of gearresteerd, omdat hij in de negatieve belangstelling staat. Eiser stelt dat de autoriteiten specifiek naar hem op zoek zijn, omdat zijn vader betrokken is bij de Fano (Amhaarse milities) en de autoriteiten ervan uitgaan dat iedereen van Amhaarse afkomst aanhanger is van deze militie. Eiser heeft verder verklaard dat er drie huiszoekingen hebben plaatsgevonden, waarbij overheidsmilitairen op zoek waren naar leden van de Fano, onder wie zijn vader, en ook naar mannen die als aanhangers van deze militie werden beschouwd. Daarnaast moest eiser een bijeenkomst in zijn dorp bijwonen, waar leden van de Fano de aanwezigen hebben opgeroepen zich bij hun beweging aan te sluiten. Tot slot vreest eiser bij terugkeer naar Ethiopië ook voor de Oromia-milities, die volgens hem actief zijn in zijn regio.
Het bestreden besluit
7. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
(1) identiteit, nationaliteit en herkomst; en
(2) problemen door het Fano-lidmaatschap van zijn vader.
8. De minister vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De gestelde problemen door het Fano-lidmaatschap van de vader van eiser vindt de minister niet geloofwaardig. De minister heeft vervolgens aan de hand van artikel 31, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) beoordeeld of het asielmotief alsnog geloofwaardig is. Volgens de minister is dat niet het geval, omdat de verklaringen van eiser over de problemen vanwege het Fano-lidmaatschap van zijn vader vaag, summier en wisselend zijn. Verder heeft eiser volgens de minister ongerijmd verklaard over de huiszoekingen door de overheidsmilitairen. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat de militairen specifiek op zoek zijn naar hem. De minister concludeert daarom dat de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen, waardoor eiser niet voldoet aan artikel 31, zesde lid en onder c, van de Vw.
9. Gelet op het voorgaande komt eiser volgens de minister niet in aanmerking voor een asielvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. De minister wijst de aanvraag van eiser af als ongegrond. De minister stelt zich verder op het standpunt dat eiser niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning op grond van het amv buitenschuldbeleid, omdat er adequate opvang aanwezig is voor eiser in Ethiopië. De minister heeft een terugkeerbesluit, gericht op vertrek naar Ethiopië, met een vertrektermijn van vier weken aan eiser opgelegd.
Geloofwaardigheidsbeoordeling
Problemen als gevolg van het Fano-lidmaatschap van eisers vader
10. Eiser heeft beroepsgronden ingediend tegen de beoordeling van zijn asielrelaas door de minister. Eiser voert aan dat de minister onvoldoende zorgvuldig heeft gemotiveerd waarom van hem kan worden verwacht dat hij meer kan verklaren over de rol van zijn vader binnen de Fano. Verder voert eiser aan dat de minister onvoldoende heeft onderbouwd waarom zijn verklaringen, mede gelet op zijn minderjarigheid, geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. In dit kader stelt eiser dat dat de minister de concrete omstandigheden – het Fano-lidmaatschap van zijn vader en zijn Amhaarse etniciteit – onvoldoende in samenhang heeft beoordeeld. Eiser wijst er op dat hij consistent heeft verklaard dat zijn vader lid is van de Fano, dat er druk wordt uitgeoefend op Amhara- jongeren om zich bij de Fano aan te sluiten, en dat hij door de autoriteiten vanwege zijn etnische achtergrond automatisch als Fano-verdachte wordt gezien. Ook stelt eiser dat de minister ten onrechte niet geloofwaardig vindt dat de overheidsmilitairen, naast zijn vader, ook naar hem zoeken.
11. De rechtbank stelt allereerst vast dat de minister in het bestreden besluit het standpunt heeft verlaten dat de verklaringen van eiser over de bijeenkomst in het dorp – met als doel mannen te bewegen zich bij de Fano aan te sluiten – ongerijmd zijn. De minister werpt eiser nog wel tegen dat hij vaag, summier en wisselend heeft verklaard over het Fano lidmaatschap van zijn vader. Daarnaast vindt de minister dat eiser niet aannemelijk heeft verklaard over de huiszoekingen. De minister heeft daarbij tegengeworpen dat het ongerijmd is dat eiser zich preventief achter het huis schuilhield op het moment dat het conflict oplaaide en dat niet aannemelijk is dat de militairen specifiek op zoek waren naar hem.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister niet deugdelijk gemotiveerd waarom de problemen als gevolg van het Fano-lidmaatschap van de vader van eiser ongeloofwaardig zijn. De rechtbank kan de minister namelijk niet volgen in het standpunt dat de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. De rechtbank zal dat hieronder toelichten.
Tegenwerping die wel kan standhouden
13. De minister stelt zich op het standpunt dat van eiser mag worden verwacht dat hij concreter kan verklaren over de werkzaamheden van zijn vader binnen de Fano. Volgens eiser moet de minister rekening houden met de culturele context, waarin volwassenen dergelijke onderwerpen niet met kinderen zouden bespreken. Dit betekent volgens eiser niet dat zijn beperkte kennis afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. De rechtbank overweegt dat de minister dit wel aan eiser heeft kunnen tegenwerpen. Daarbij heeft de minister kunnen betrekken dat het Fano-lidmaatschap van zijn vader de aanleiding vormde voor de door eiser gestelde problemen en zijn vertrek, en dat eiser ten tijde van zijn vertrek zestien jaar oud was. Ook heeft de minister kunnen betrekken dat eiser geen kennis heeft van basale zaken, zoals het moment waarop zijn vader zich bij de Fano heeft aangesloten en de vraag of zijn vader een strijdende of ondersteunende rol heeft. De minister mag van een vreemdeling verwachten dat hij bij een dergelijk belangrijk onderdeel van een asielrelaas met enige details kan vertellen.
Tegenwerpingen die ondeugdelijk zijn gemotiveerd
14. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser over de huiszoekingen ongerijmd en onlogisch zijn, omdat niet valt in te zien hoe eiser bij de eerste keer al kon weten dat de militairen huiszoekingen zouden uitvoeren de dag na het conflict en dat hij zich de gehele dag preventief achter het huis kon schuilhouden. Eiser heeft tijdens het nader gehoor in zijn vrije relaas verklaard dat er in totaal drie huiszoekingen hebben plaatsgevonden. Bij de eerste twee huiszoekingen was eiser thuis en heeft hij zich schuilgehouden aan de achterkant van het huis, waar het graan werd opgeslagen (verslag nader gehoor, pagina 6). De minister heeft op een later moment gevraagd hoe eiser kon weten dat de militairen langs zouden komen. Eiser heeft toegelicht dat hij zich preventief kon verschuilen, omdat het in de regio algemeen bekend is dat militairen huiszoekingen uitvoeren na een conflict (verslag nader gehoor, pagina 14). De rechtbank ziet niet in waarom deze verklaringen – mede gelet op de algemene veiligheidssituatie in Amhara – ongerijmd en onlogisch zijn.
15. De minister heeft ook ondeugdelijk gemotiveerd waarom het niet aannemelijk is dat de overheidsmilitairen op zoek zijn naar eiser. Eiser heeft consistent verklaard dat de militairen naar hem op zoek zijn, omdat zijn vader zich heeft aangesloten bij de Fano. Daarnaast heeft eiser verklaard dat de militairen specifiek zoeken naar mannelijke familieleden met de Amhaarse etniciteit, omdat het lidmaatschap van de Fano aan Amharen wordt toegedicht (verslag nader gehoor, pagina 8-10 en 13-14). De minister stelt dat het een aanname is dat de militairen op zoek zijn naar eiser, omdat eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat de militairen tijdens één van de huiszoekingen aan de moeder van eiser zouden hebben gevraagd: “waar zijn ze” (verslag nader gehoor, pagina 14). Volgens de minister kan deze vraag ook betrekking hebben op een andere persoon gelieerd aan de vader van eiser, een mede Fano-lid of een derde. Weliswaar is het een aanname van eiser dat de militairen bij de gestelde huiszoeking op zoek waren naar zijn vader en hemzelf, maar gelet op de verklaringen van eiser is de aanname niet onlogisch, en de rechtbank ziet niet in waarom dit zou afdoen aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser.
Conclusie geloofwaardigheidsbeoordeling
16. Alles bij elkaar in samenhang bezien heeft de minister niet met deugdelijke en overtuigende argumenten onderbouwd waarom de verklaringen van eiser over zijn problemen als gevolg van het Fano-lidmaatschap van zijn vader geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. De in punt 14 en 15 besproken tegenwerpingen zijn namelijk geen ondergeschikte punten in de gemaakte geloofwaardigheidsbeoordeling. Het beroep is reeds daarom gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Met het oog op finale geschilbeslechting zal de rechtbank ook de overige beroepsgronden bespreken.
Vrees bij terugkeer naar Ethiopië
17. Eiser vreest bij terugkeer naar Ethiopië voor de strijdende partijen, waaronder het overheidsleger en de Oromia-milities. Eiser is bang dat hij zal worden gedwongen om mee te vechten, of dat hij zal worden gedood of gearresteerd, omdat hij Amhaars is. In dit kader voert eiser aan dat uit het bestreden besluit onvoldoende blijkt welke actuele landeninformatie is gebruikt bij de beoordeling van zijn vrees. Tijdens de zitting heeft eiser toegelicht dat de landeninformatie over gedwongen rekrutering achterhaald is en dat uit recente bronnen blijkt dat er wel degelijk sprake is van gedwongen rekrutering. Eiser stelt zich verder op het standpunt dat de situatie in de regio Amhara zorgwekkend is. Eiser verwijst daarbij naar een brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 29 mei 2024 en naar een verklaring van de woordvoerder van de European External Action Service (EEAS) van 13 februari 2024. Volgens eiser is om deze redenen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn (artikel 15c).
Actuele landeninformatie en gedwongen rekrutering
18. Ten aanzien van het betoog van eiser dat uit de besluitvorming onvoldoende blijkt welke actuele informatie is gebruikt bij de beoordeling van zijn vrees, overweegt de rechtbank dat eiser dit met deze enkele stelling niet heeft onderbouwd. Tijdens de zitting heeft de minister toegelicht dat het landgebonden beleid is gebaseerd op een beslisnota van 23 oktober 2024. De minister heeft terecht opgemerkt dat eiser ter onderbouwing van zijn standpunt geen landeninformatie heeft overgelegd die meer actueel is.
19. De rechtbank overweegt verder dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Ethiopië een reëel risico loopt op gedwongen rekrutering. De minister heeft zich – onder verwijzing naar het algemeen ambtsbericht Ethiopië van januari 2024 – voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat er geen berichten zijn van gedwongen rekrutering (pagina 38). Daar komt bij dat eiser zelf heeft verklaard dat hij tijdens de bijeenkomst in het dorp de gelegenheid kreeg om na te denken over eventuele aansluiting bij de Fano (verslag nader gehoor, pagina 13). De minister heeft terecht opgemerkt dat de omstandigheid dat burgers zich onder druk voelen om zich aan te sluiten niet gelijkgesteld kan worden aan gedwongen rekrutering.
De algemene veiligheidssituatie
20. Ten aanzien van de veiligheidssituatie in de regio Amhara overweegt de rechtbank als volgt. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) heeft in het arrest X. en Y. van 9 november 2023 uitleg gegeven over de situatie als bedoeld in artikel 15c (ECLI:EU:C:2023:843). Dit arrest is vervolgens nader toegelicht in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 juli 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2927). De Afdeling heeft geoordeeld dat er sprake is van een 15c-situatie, wanneer de mate van willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict zo hoog is, dat iemand alleen door zijn aanwezigheid in dat land of gebied een reëel risico op ernstige schade loopt. In ‘minder uitzonderlijke situaties’ (de middelste en laagste gradatie) zijn elementen die verband houden met de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling relevant. Hoe meer de vreemdeling het bewijs kan leveren dat hij specifiek wordt geraakt wegens elementen die eigen zijn aan zijn individuele situatie of persoonlijke omstandigheden, hoe minder willekeurig geweld zal zijn vereist opdat hij in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming krachtens artikel 15c. 21. De rechtbank stelt vast dat eiser afkomstig is uit de regio Amhara. Voor Amhara heeft de minister bepaald dat sprake is van een 15c-situatie in de laagste gradatie. Dit volgt uit paragraaf C7/14.4.2. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Dit betekent dat eiser zelf aannemelijk moet maken waarom juist hij specifiek een reëel risico loopt om slachtoffer te worden van de hoge mate van willekeurig geweld ten opzichte van andere burgers. In dit verband is van betekenis dat de rechtbank onder overwegingen 14 tot en met 16 heeft geoordeeld dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de problemen als gevolg van het Fano-lidmaatschap van de vader van eiser ongeloofwaardig zijn. Het is daarom aan de minister om zijn geloofwaardigheidsstandpunt nader te motiveren en vervolgens te beoordelen wat dit betekent voor de aannemelijkheid van de vrees van eiser voor het overheidsleger en de Oromia-milities.
Buitenschuldbeleid alleenstaande minderjarige vreemdelingen
22. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte heeft geoordeeld dat er voor hem adequate opvang is in Ethiopië. Volgens eiser is de opvang die de minister in het bestreden besluit noemt, onterecht als veilig en beschikbaar bestempeld. De minister heeft namelijk een onjuiste beoordeling gemaakt van zijn asielrelaas.
23. Naar oordeel van de rechtbank heeft de minister zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat voor eiser adequate opvang aanwezig is in Ethiopië. De minister heeft in het bestreden besluit verwezen naar twee rapporten over opvang in Ethiopië.1 De rechtbank merkt op dat uit één van deze rapporten volgt dat voor eiser in het bijzonder opvang aanwezig is in een weeshuis gefaciliteerd door
Bright Star Relief and Development Association. Tijdens de zitting heeft de minister toegelicht dat inmiddels ook uit paragraaf C7/14.6. van de Vc volgt dat er in Ethiopië opvang beschikbaar is in de zin van paragraaf B8/6.1. van de Vc. De enkele stelling van eiser dat de opvangmogelijkheden genoemd in de voormelde rapporten voor hem niet veilig en beschikbaar zijn, zonder uitleg waarom dat zou zijn, kan niet leiden tot een ander oordeel. Eiser komt daarom ook niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier. De beroepsgrond slaagt niet.