ECLI:NL:RBDHA:2025:2339
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd aan de eiser. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. Tijdens de zitting op 4 februari 2025 was eiser aanwezig via een beeldverbinding, bijgestaan door zijn waarnemer. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft allereerst beoordeeld of de ophouding van eiser op een juiste grondslag heeft plaatsgevonden. Eiser stelde dat hij op onjuiste gronden was opgehouden, maar de rechtbank oordeelde dat de minister terecht had gekozen voor de grondslag van artikel 50, tweede lid, van de Vw 2000, omdat eisers identiteit op het moment van ophouding niet kon worden vastgesteld. De rechtbank verwierp deze beroepsgrond.
Vervolgens heeft de rechtbank gekeken naar de vraag of de minister voldoende had gemotiveerd waarom niet met een lichter middel dan de inbewaringstelling kon worden volstaan. Eiser voerde aan dat zijn situatie met zijn vriendin verbeterd was en dat hij in Nederland een verblijfsvergunning wilde aanvragen. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende had gemotiveerd dat er een onttrekkingsrisico bestond en dat de omstandigheden van eiser niet leidden tot de conclusie dat een lichter middel passend zou zijn. De beroepsgrond werd ook hier verworpen.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het beroep ongegrond was en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier, en werd openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.