ECLI:NL:RBDHA:2025:23493

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2025
Publicatiedatum
10 december 2025
Zaaknummer
C/09/694489 / FA RK 25-8551
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging en toewijzing van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 27 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1996, die momenteel verblijft in een accommodatie van Parnassia. De officier van justitie had op 12 november 2025 een verzoek ingediend voor het verlenen van een zorgmachtiging op basis van artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling werd betrokkene bijgestaan door haar advocaat en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een manisch-psychotisch toestandsbeeld in het kader van een bipolaire stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel voor haarzelf en anderen. Ondanks de ontkenning van betrokkene dat zij ziek is, heeft de rechtbank de medische verklaringen en het advies van de artsen gevolgd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 26 mei 2026, en heeft verschillende vormen van verplichte zorg toegewezen, waaronder het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en het uitoefenen van toezicht. Het verzoek van de advocaat om de zorgmachtiging voor een kortere periode toe te wijzen, is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/694489 / FA RK 25-8551
Datum beschikking: 27 november 2025

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[betrokkene] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , [geboorteland] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie van Parnassia [instelling] ,
advocaat: mr. S.M. Hoogenraad te Zoetermeer.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 12 november 2025, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 11 november 2025 ondertekende medische verklaring van J. Bueno de Mesquita, psychiater, die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij de behandeling betrokken was;
- een blanco zorgkaart;
- een zorgplan van 4 november 2025;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 12 november 2025;
- een afschrift van de politiemutaties;
- een brief van de officier van justitie van 20 oktober 2025, waaruit blijkt dat betrokkene geen justitiële documentatie heeft.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 november 2025. Daarbij zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat en M. Mihoc van stichting Barka als tolk;
- de afdelingsarts, [naam] .
Omdat door de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht en het de rechtbank ter zitting is gebleken dat diens aanwezigheid ook niet noodzakelijk was om tot een inhoudelijke beslissing te kunnen komen, is de officier van justitie niet gehoord.

Standpunten ter zitting

Door en namens betrokkene is naar voren gebracht dat zij geen bipolaire stoornis heeft en behandeling niet nodig vindt. Er is geen sprake meer van ernstig nadeel en betrokkene neemt haar medicatie in. Betrokkene heeft last van het gedrag van medepatiënten op de afdeling en is meermaals aangevallen. Betrokkene wil weer gaan werken in Nederland en daarna terug naar Roemenië waar haar zoontje verblijft. De advocaat verzoekt daarom primair namens betrokkene om het verzoek af te wijzen en subsidiair om de zorgmachtiging voor maximaal drie maanden toe te wijzen. Er is vrijwel geen ernstig nadeel meer en betrokkene wil meewerken aan haar behandeling. Eerder is betrokkene ook snel opgeknapt dankzij de medicatie. Meer subsidiair wil betrokkene overplaatsing naar een andere afdeling waar zij zich veilig kan voelen. Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg verzoekt de advocaat om insluiten en het uitoefenen van toezicht af te wijzen. Het gedrag van betrokkene is dusdanig verbeterd dat de toepassing van deze vormen niet meer voorzienbaar is.
De afdelingsarts heeft naar voren gebracht dat de behandeling van betrokkene complex is en nog niet afgerond, waardoor het van belang is dat zij nog langer opgenomen blijft en zorg krijgt. Er is vanwege het psychotische manische beeld dat betrokkene liet zien gestart met het toedienen van olanzapine. Vanaf 4 november jl. is daaraan als stemmingsstabilisator lithium voorgeschreven. Betrokkene heeft deze medicatie eerder gehad toen zij gedecompenseerd was en opgenomen in een kliniek in België en dat werkte toen goed. Betrokkene heeft de lithium in eerste instantie geweigerd, maar accepteert deze sinds 10 november jl. Omdat betrokkene nog niet op spiegel is zal zij nog verder ingesteld moeten worden. Betrokkene is sinds kort wel beter in contact en haar ontwrichtende gedrag op de afdeling is afgenomen, maar betrokkene kan nog steeds op de afdeling schreeuwen en is extra gevoelig voor provocaties door anderen. Er wordt gekeken of betrokkene naar een andere afdeling kan, maar dat is nog niet mogelijk gebleken. Er is een aanmelding gedaan voor het wijkteam, maar betrokkene is ambivalent ten aanzien van wat zij wil na haar ontslag: of in Nederland blijven en in zorg bij het ambulante team, of teruggaan naar haar zoontje in Roemenië. De arts vat samen, dat er sprake is van een stevige diagnose, waarbij onderzoek uitgewezen heeft dat de medicatie nog niet ‘op spiegel is’ en het toestandsbeeld van betrokkene nog erg wisselend is, van heel emotioneel naar heel geprikkeld en boos. Het is van belang dat betrokkene stabieler wordt voordat zij met ontslag kan gaan. Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg acht de arts het verrichten van medische handelingen en therapeutische maatregelen niet nodig. Insluiten en het uitoefenen van toezicht zijn wel nodig, omdat betrokkene recent nog naar de EBK is gebracht. Verder is aanvullend het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten ook nodig zodat betrokkene zich na ontslag aan de afspraken met de ambulante nazorg houdt om een terugval te voorkomen.

Beoordeling

Op 23 oktober 2025 is door de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend tot en met 13 november 2025.
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten manisch-psychotisch toestandsbeeld in het kader van een bipolaire stoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis. De loutere ontkenning van betrokkene dat zij geen bipolaire stoornis heeft en niet ziek is, is voor de rechtbank geen reden om aan het oordeel van de onafhankelijke psychiater en bevestiging van de arts ter zitting te twijfelen.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstige psychische schade;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Tijdens de opname is er gestart met de behandeling van betrokkene met olanzapine en lithium, maar de spiegel van betrokkene is op dit moment nog te laag. Het psychotische toestandsbeeld van betrokkene is hierdoor nog onvoldoende behandeld waardoor het manische gedrag van betrokkene en het ernstig nadeel wat daarmee samenhangt nog opspeelt en kan blijven opspelen. Op de afdeling wordt gezien dat betrokkene nog steeds erg kan wisselen in haar stemmingen en snel geprovoceerd kan raken. Komende periode moet betrokkene binnen de klinische setting verder worden ingesteld op haar medicatie. Verder moet de ambulante nazorg nog geregeld worden als betrokkene in Nederland wil blijven, zodat betrokkene niet opnieuw terugvalt als zij met ontslag kan.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene heeft de medicatie in eerste instantie geweigerd en is ambivalent in haar motivatie voor ambulante nazorg. Om die reden is verplichte zorg nodig.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
Gelet op de toelichting van de arts ter zitting ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van verplichte zorg in de vorm van het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen. Niet gebleken is dat het opleggen van deze vorm noodzakelijk en voorzienbaar is. Anders dan de advocaat namens betrokkene heeft bepleit acht de rechtbank het insluiten en uitoefenen van toezicht wel noodzakelijk en voorzienbaar. Betrokkene wordt nog ingesteld op haar medicatie en er zijn situaties waarin zij snel geprovoceerd raakt. Hierdoor is betrokkene recent nog naar de EBK gebracht om tot rust te komen en de veiligheid van betrokkene en anderen te kunnen waarborgen. Verder heeft de rechtbank in hetgeen ter zitting is besproken aanleiding gezien de vorm ‘aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten’ met toepassing van artikel 6:4 lid 2 Wvggz toe te wijzen. Betrokkene heeft zich eerder aan de ambulante nazorg onttrokken en is ook nu ambivalent in haar motivatie om deze te zullen accepteren na haar ontslag. De rechtbank acht het opleggen van deze vorm van verplichte zorg daarom noodzakelijk en voorzienbaar.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is bovendien evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend. De rechtbank ziet geen reden om de zorgmachtiging voor kortere duur dan verzocht toe te wijzen. Betrokkene dient nog verder ingesteld en gestabiliseerd te worden in de klinische setting en na haar ontslag is ambulante nazorg nodig om betrokkene stabiel te houden. Rekening moet worden gehouden dat hiervoor een langere tijdsperiode nodig is dan drie maanden. De rechtbank zal de zorgmachtiging daarom toewijzen voor de duur van zes maanden.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , [geboorteland] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 26 mei 2026;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, bijgestaan door mr. V.A.H. Schoorl als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 november 2025.