ECLI:NL:RBDHA:2025:23596
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure
Op 9 december 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoeker, h.o.d.n. [bedrijf 1], vertegenwoordigd door drs. H.C.A.M. van Tol Msc. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. I.F. Dam, de kantonrechter in een civiele procedure tussen verzoeker en [wederpartij in de hoofdzaak], h.o.d.n. [bedrijf 2]. De wrakingsgronden betroffen onder andere de manier waarop verzoeker door de kantonrechter is bejegend en de vrees voor partijdigheid van de kantonrechter. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de klachten van verzoeker voornamelijk betrekking hebben op de wijze van bejegening en dat deze niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. De wrakingskamer heeft ook geoordeeld dat de eerdere betrokkenheid van de kantonrechter bij een minnelijke schikking geen grond voor wraking oplevert. Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.