In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 februari 2025 een beschikking gegeven in een geschil tussen een vader en een moeder over gezamenlijk gezag en een omgangsregeling voor hun minderjarige kind. De vader had verzocht om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling, maar de rechtbank heeft deze verzoeken afgewezen. De vader was onbereikbaar en had geen rol meer gespeeld in het leven van het kind. De rechtbank had eerder, op 17 mei 2023, de ouders doorverwezen naar een mediator om hun geschil op te lossen, maar de vader had het mediationtraject beëindigd. Tijdens de zitting op 10 januari 2025 was de vader niet verschenen, ondanks dat hij openbaar was opgeroepen. De moeder heeft aangegeven dat er kort contact is geweest tussen de vader en het kind, maar dat dit contact inmiddels is gestopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder zich heeft ingezet voor contact tussen het kind en de vader, maar dat de vader geen contact meer opneemt. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank de verzoeken van de vader afgewezen. De moeder heeft haar verzoek met betrekking tot de zorgregeling ingetrokken, waardoor daar niet meer over hoeft te worden beslist. De beschikking is gegeven door kinderrechter A.M. Brakel, bijgestaan door griffier S.A.L. Niemantsverdriet.