In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2025 een beschikking gegeven in een omgangszaak tussen een vader en een moeder met betrekking tot hun minderjarige kind. De vader had een verzoek ingediend tot vastlegging van een omgangsregeling, waarbij hij aangaf dat hij stappen had gezet in zijn persoonlijke ontwikkeling door coaching te volgen voor emotieregulatie en traumaverwerking. De moeder daarentegen uitte haar zorgen over de omgang en het contact tussen de vader en het kind, waarbij zij stelde dat de vader zijn afspraken niet nakwam en dat er een gebrek aan initiatief was van zijn kant. De rechtbank heeft de situatie uitvoerig besproken en vastgesteld dat er een groot onderling wantrouwen bestaat tussen de ouders, wat de omgang tussen de vader en het kind bemoeilijkt. Om de omgang te bevorderen, heeft de rechtbank voorgesteld om omgangsbegeleiding in te schakelen. Beide ouders hebben hun bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan dit traject. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over videobellen, waarbij de vader en het kind iedere woensdag en zaterdag contact zullen hebben via videobellen. De rechtbank heeft de ouders verzocht om de eindrapportage van de omgangsbegeleiding in te dienen voor een pro forma datum op 1 mei 2026, waarbij verdere beslissingen over de omgangsregeling worden aangehouden. De beschikking is gegeven door kinderrechter A.C. Olland, bijgestaan door griffier A.I. Knops.