ECLI:NL:RBDHA:2025:23757

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2025
Publicatiedatum
12 december 2025
Zaaknummer
NL25.9557
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leeftijdsbepaling en motiveringsgebrek in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 december 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de leeftijd van de eiser ter discussie stond. Eiser, die stelt dat hij geboren is op [datum 1] 2005 en de Eritrese nationaliteit heeft, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Dit besluit, genomen op 25 februari 2025, verleende eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar ging uit van een andere geboortedatum, namelijk [datum 2] 2004, die geregistreerd was in Italië. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een motiveringsgebrek was in het bestreden besluit, omdat niet adequaat was gemotiveerd waarom de door eiser opgegeven geboortedatum niet werd gevolgd. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet zonder meer mocht uitgaan van de geregistreerde leeftijd in Italië en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de leeftijd van eiser. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd voor zover het de leeftijdsbepaling betreft. Tevens heeft de rechtbank verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Eiser heeft recht op proceskostenvergoeding, die is vastgesteld op € 1.814.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.9557

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiserV-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 25 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het beroep richt zich tegen de in het bestreden besluit vermelde geboortedatum van eiser.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2025 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser heeft bij aankomst in Nederland gesteld dat hij is geboren op [datum 1] 2005 en de Eritrese nationaliteit heeft. De AVIM [1] en de IND [2] hebben wegens gebrek aan identificerende documenten van eiser afzonderlijk van elkaar een leeftijdsschouw verricht. De AVIM is tot de conclusie gekomen dat er twijfel bestaat over de door eiser opgegeven leeftijd en de IND is tot de conclusie gekomen dat eiser evident meerderjarig is. Verweerder heeft vervolgens onderzoek gedaan naar de leeftijdsregistratie in een andere lidstaat. Hieruit is gebleken dat eiser in Italië staat geregistreerd met als geboortedatum [datum 2] 2004.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend, waarbij verweerder heeft aangenomen dat eiser op [datum 2] 2004 is geboren.
3. Eiser is het er niet mee eens dat de door hem in Nederland opgegeven geboortedatum niet wordt gevolgd. Volgens eiser heeft verweerder niet gemotiveerd waarom wordt uitgegaan van een andere, dan de door eiser opgegeven, geboortedatum. Ook is het bestreden besluit strijdig met de uitspraak van de Afdeling [3] van 9 oktober 2024, waarin is geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing is bij de leeftijdsbeoordeling van vreemdelingen. [4] Verweerder had dan ook niet mogen uitgaan van de in Italië geregistreerde geboortedatum. Verweerder heeft nagelaten adequaat te motiveren welk belang hij hecht aan de leeftijdsschouwen en waarom gelet op de uitkomsten daarvan geen leeftijdsonderzoek is opgestart. Ook heeft verweerder eiser ten onrechte niet aanvullend gehoord over zijn leeftijd. Tot slot mag, voor zover eiser zelf onduidelijkheid heeft laten ontstaan over zijn geboortedatum, door verweerder niet de voor hem meest gunstige geboortedatum worden aangehouden.
4. Verweerder erkent in het verweerschrift dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat, omdat in dat besluit ten onrechte niet is gemotiveerd waarom de door eiser opgegeven leeftijd niet wordt gevolgd. Wel verzoekt verweerder de rechtbank om de rechtsgevolgen in stand te laten, omdat overeenkomstig de WI 2025/1 [5] terecht is uitgegaan van eisers meerderjarige leeftijd. Eiser heeft weliswaar bij binnenkomst opgegeven dat hij is geboren op [datum 1] 2005, maar heeft hij zijn gestelde leeftijd niet met documenten kunnen onderbouwen. Gelet hierop heeft er twee maal een leeftijdsschouw plaatsgevonden en heeft verweerder gelet op de uitkomsten daarvan, nader onderzoek ingesteld in Italië. Dat onderzoek heeft de twijfel over eisers gestelde leeftijd naar aanleiding van de leeftijdsschouw bevestigd. Verder mag volgens verweerder van eiser verlangd worden dat hij documenten overlegt om zijn leeftijd te onderbouwen, zeker nu hij heeft verklaard vijf jaar op school te hebben gezeten in Eritrea. De verklaring dat eiser nooit documenten heeft gehad omdat hij ze niet nodig had, acht verweerder onvoldoende.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De Afdeling heeft in haar uitspraken van 9 oktober 2024 [6] geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet onverkort van toepassing is bij de beoordeling van de leeftijd van een vreemdeling. Verweerder mag niet zonder meer uitgaan van de juistheid van de geregistreerde leeftijd in een andere lidstaat, maar moet met inachtneming van nationaal bewijsrecht onderzoeken en deugdelijk motiveren welk gewicht aan een bepaalde registratie toekomt en waarom. Als aan een leeftijdsregistratie alleen een eigen verklaring van een vreemdeling ten grondslag ligt, dan zal verweerder zich moeten laten informeren over de omstandigheden waaronder deze verklaring is afgelegd. De vreemdeling zal een plausibele verklaring moeten geven voor de afwijkende verklaring, omdat deze in beginsel afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van andere verklaringen.
6. Niet is in geschil dat in het bestreden besluit ten aanzien van eisers leeftijdsbepaling sprake is van een motiveringsgebrek. Gelet hierop is het bestreden besluit voor zover deze ziet op de leeftijdsbepaling van eiser in strijd met het zorgvuldigheidsvereiste [7] en het motiveringsvereiste. [8] De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen, voor zover daarin is vastgesteld dat eiser is geboren op [datum 2] 2004.
7. De rechtbank ziet, anders dan verweerder, geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand te laten. [9] De door verweerder in het verweerschrift en ter zitting gegeven motivering geeft daartoe geen aanleiding. Allereerst is de rechtbank namelijk van oordeel dat de resultaten van de leeftijdsschouw onvoldoende inzichtelijk en concludent zijn. De Afdeling heeft in dit kader geoordeeld dat de conclusies van de schouw moeten worden verbonden aan de observaties. [10] Alleen dan is de schouw voldoende zorgvuldig, inzichtelijk en concludent. Dit heeft de schouwmedewerker van de IND echter niet gedaan. De schouwmedewerker heeft op basis van lichamelijke kenmerken, gedragingen en/of verklaringen van eiser geconcludeerd dat eiser evident meerderjarig is. Uit de conclusie blijkt echter niet welke specifieke gedragingen en verklaringen tot die conclusie hebben geleid, noch blijkt hoe deze zijn meegewogen. Dat zou wel op zijn plaats zijn geweest omdat er in de genoemde lichamelijke kenmerken en gedragingen en vooral in de benoemde verklaringen aanwijzingen zijn die juist wijzen op minderjarigheid. Zo staat genoemd dat eiser heeft verklaard dat hij 7 jaar oud was toen hij voor het eerst naar school ging, dat hij 5 jaar op school heeft gezeten, 12 jaar oud was toen hij met school stopte en dat dat ongeveer 5 jaar geleden was. Ingeval verweerder vindt dat mede op grond van een verklaring als deze, gelet op gedragingen en lichamelijke kenmerken, moet worden uitgegaan van evidente meerderjarigheid, is het aan verweerder om die weging inzichtelijk te maken. Verweerders standpunt ter zitting dat naast deze schouw ook is meegewogen dat eiser bewust heeft gekozen om een andere leeftijd op te geven in Italië leidt ook niet tot het oordeel dat de rechtsgevolgen in stand kunnen blijven. Eiser heeft namelijk een verklaring gegeven waarom hij in Lampedusa (Italië) zijn leeftijd heeft verhoogd. Hij heeft dat gedaan zodat hij daar als meerderjarig werd gezien en door kon reizen, wat niet mogelijk was geweest ingeval van minderjarigheid. [11] Hier is door verweerder echter tijdens de gehoren niet op doorgevraagd, noch is dit door verweerder kenbaar betrokken in de beoordeling van eisers asielaanvraag. De tegenwerping ter zitting dat dit voor eisers rekening en risico komt, volstaat daarom niet.
8. Voorts heeft verweerder ten onrechte nagelaten om nader onderzoek te doen naar eisers gestelde leeftijd. Uit de reactie van de Italiaanse autoriteiten van 7 maart 2023 blijkt dat de geboortedatum van eiser in Italië niet nader is onderzocht. Ook vermeldt de reactie niet concreet op basis van welke bevindingen eisers personalia in Italië zijn geregistreerd. Daarbij heeft verweerder ten onrechte niet gemotiveerd waarom eisers verklaring nooit in het bezit te zijn geweest van identiteitsdocumenten, wordt aangemerkt als onvoldoende. In dit kader heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd, met inachtneming van het Algemeen Ambtsbericht Eritrea van 2023 en gelet op eisers persoonlijke omstandigheden, wat van eiser in dit kader verwacht had mogen worden.
9. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814. [12] Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover deze ziet op de leeftijdsbepaling van eiser;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van €1.814 (duizend achthonderdveertien euro) aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 11 december 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Chakur, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
2.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Met het kenmerk: ECLI:NL:RVS:2024:3992.
5.Werkinstructie 2025/1 Leeftijdsbepaling.
7.Op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
8.Op grond van artikel 3:46 van de Awb.
9.Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb.
10.De uitspraak van de Afdeling van 20 augustus 2025 met het kenmerk: ECLI:NL:RVS:2025:3801.
11.Op pagina 9 van het schouw aanmeldgehoor en in de correcties en aanvullingen op dit gehoor.
12.1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1.