ECLI:NL:RBDHA:2025:23782
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Ugandese lesbische vrouw op basis van ongeloofwaardigheid van verklaringen en referentiekader
Op 10 december 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Ugandese vrouw die asiel had aangevraagd in Nederland. De vrouw, die lesbisch is, had op 22 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 4 augustus 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de afwijzing beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden die de vrouw naar voren heeft gebracht. De rechtbank concludeert dat de minister de verklaringen van de vrouw over haar politieke activiteiten en haar seksuele geaardheid niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank legt uit dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van de vrouw, maar dat de vrouw niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar asielaanvraag te onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is en verklaart het beroep van de vrouw ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van geloofwaardigheid in asielprocedures en de verantwoordelijkheid van de aanvrager om haar claims te onderbouwen met concrete informatie.