ECLI:NL:RBDHA:2025:2380

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
C/09/676406 / JE RK 24-2135
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 21 januari 2025 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, geboren in 2012, die onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. De moeder van de minderjarige heeft geen contact met haar kind, wat haar rol in de opvoeding en verzorging belemmert. De grootmoeder van de minderjarige doet haar best om ondersteuning te bieden, maar heeft ook hulp nodig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkelingsbedreigingen van de minderjarige nog steeds aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is dat zij uit huis geplaatst blijft. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige verlengd voor de duur van een jaar, tot 26 januari 2026. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er mogelijkheden moeten worden onderzocht voor toekomstig contact tussen de moeder en de minderjarige, ondanks de huidige afwezigheid van contact. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. B. Boogaarts.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/676406 / JE RK 24-2135
Datum uitspraak: 21 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter tot verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de grootmoeder],
hierna te noemen: de grootmoeder moederzijde,
wonende te [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 27 november 2024
  • de schriftelijke rapportage van de toetsing ex artikel 1:265j, derde lid, Burgerlijk Wetboek door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), ontvangen op 13 december 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de grootmoeder moederszijde;
  • [naam] namens de gecertificeerde instelling.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter, met goedvinden van [minderjarige] , samengevat wat [minderjarige] heeft verteld.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij de grootmoeder moederszijde.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 januari 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 26 januari 2024 tot 26 januari 2025, alsmede voor dezelfde duur de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling motiveert het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt. Er zijn nog steeds zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] is geneigd om dingen negatief te interpreteren en voelt zich snel aangevallen. Er zit veel verdriet en boosheid over gebeurtenissen in het verleden. [minderjarige] heeft er ook moeite mee dat zij haar halfbroertje niet kan zien. De gecertificeerde instelling heeft [minderjarige] aangemeld voor het traject Slapende Honden Wakker Maken bij Jeugdformaat, zodat er naar dieperliggend trauma gekeken kan worden. De verwachting is dat dit traject begin 2025 kan starten. Daarnaast is pleegzorg bezig met het maken van een levensverhaal voor [minderjarige] . De moeder en [minderjarige] hebben het afgelopen jaar nauwelijks contact gehad. In de zomer werd voorgesteld om begeleide omgang te starten. De moeder twijfelde of ze hiervoor openstond en stelde dat zij haar best doet voor goed contact, maar dat het aan [minderjarige] ligt dat dit niet lukt. De moeder heeft het gevoel dat [minderjarige] wordt beïnvloed door oma. Het voorstel tot begeleide omgang werd ook met [minderjarige] besproken, maar zij wist niet zeker of ze dit wilde. Pleegzorg heeft de indruk dat [minderjarige] wel contact wil, maar er geen vertrouwen in heeft dat dit goed zal verlopen. In augustus was er een incident waarbij moeder schreeuwde en nare dingen zei, wat veel indruk maakte op [minderjarige] . Sindsdien wil [minderjarige] geen contact meer; ze is boos en gekwetst. Daarom heeft de gecertificeerde instelling besloten de omgangsregeling niet te starten. Als [minderjarige] in de toekomst openstaat voor contact, wil de gecertificeerde instelling begeleide omgang opzetten.
In juni 2024 is het perspectief van [minderjarige] bij de grootmoeder moederszijde bepaald. [minderjarige] woont al ruim drie jaar bij de grootmoeder moederszijde en heeft het daar fijn, zij wil bij haar oma blijven. De moeder is het grootste deel van het afgelopen jaar niet in contact geweest met gecertificeerde instelling. Sinds de zomer is dit wel verbeterd, in het kader van het onderzoek naar het halfbroertje van [minderjarige] . Als de gecertificeerde instelling wel contact heeft met moeder, duurt het lang voordat moeder de benodigde formulieren tekent. Daarnaast is de onderlinge relatie tussen oma en moeder niet stabiel en hebben zij over het algemeen geen contact. Dit maakt dat oma niet de benodigde toestemming van moeder kan krijgen bij het nemen van beslissingen waarvoor een gezaghebbende ouder toestemming moet geven. De gecertificeerde instelling heeft daarom besloten om een verzoek tot gezagsbeëndiging voor de moeder in te dienen bij de Raad. Een verlenging van de maatregelen is noodzakelijk zodat de gecertificeerde instelling de hulpverlening en het contact met de moeder kan monitoren en indien nodig aanvullende hulp kan inzetten. Daarnaast is het van belang dat de gecertificeerde instelling betrokken blijft totdat het onderzoek van de Raad is afgerond.

4.De standpunten van de belanghebbenden

4.1.
De grootmoeder moederszijde heeft naar voren gebracht dat zij zeker nog een tijdje voor [minderjarige] wil blijven zorgen en dat [minderjarige] bij haar kan blijven wonen. Hoewel de opvoeding haar soms zwaar valt, doet zij haar uiterste best om [minderjarige] een zo goed mogelijke toekomst te bieden. Zo heeft zij [minderjarige] aangemeld voor zwemles en overweegt zij ook om [minderjarige] te laten starten met dansles en tekenles, zodat zij meer in contact komt met andere kinderen. De grootmoeders moederszijde probeert de moeder soms bij [minderjarige] haar leven te betrekken, maar tot nu toe is dat nog niet gelukt.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [1]
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De eerder vastgestelde ontwikkelingsbedreigingen zijn nog niet weggenomen. Er lijkt sprake te zijn van kind-eigen problematiek, mogelijk gerelateerd aan trauma. Daarnaast heeft [minderjarige] weinig contact met leeftijdgenoten, wat haar sociaal-emotionele ontwikkeling belemmert. Dat heeft ertoe geleid dat zij zich op school niet thuis voelde en moeite had met sociale structuren. Op haar nieuwe school lijkt dit nu iets beter te gaan, maar in die voorzichtig positieve ontwikkeling is nog een lange weg te gaan; [minderjarige] heeft ten behoeve van haar sociaal-emotionele ontwikkeling nog geruime tijd hulp en ondersteuning nodig. Ook is een ontwikkelingsbedreiging gelegen in de afwezigheid van contact met haar moeder. Dit belemmert de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] . Het is daarnaast aannemelijk dat [minderjarige] zich door haar moeder afgewezen voelt, wat eveneens een negatieve invloed heeft op haar ontwikkeling.
5.3.
Deze ontwikkelingsbedreigingen moeten worden weggenomen. De moeder heeft geen contact met [minderjarige] en is alleen al daarom niet in staat hierin een rol te nemen. De grootmoeder moederszijde doet haar best om [minderjarige] te ondersteunen maar ook zij heeft hulp nodig, onder meer bij het vinden en inzetten van de juiste hulp, zoals nu het aanstaande traject Slapende Honden Wakker Maken bij Jeugdformaat. Het is belangrijk voor [minderjarige] dat de jeugdbeschermer voort kan gaan met het inzetten van de juiste hulp, het monitoren van deze hulp en het ondersteunen van grootmoeder waar nodig. Daarnaast blijft het van belang te onderzoeken of er een mogelijkheid is om enige vorm van contact tussen de moeder en [minderjarige] te bewerkstelligen, ook als die mogelijkheid pas in de (verdere) toekomst ligt.
5.4.
Het is in het belang van de opvoeding en verzorging van [minderjarige] ook nog steeds noodzakelijk dat zij uit huis geplaatst blijft. Verblijf bij de moeder is alleen al vanwege de afwezigheid van ieder contact niet mogelijk. Inmiddels heeft de gecertificeerde instelling het perspectief bij de grootmoeder moederszijde bepaald. Uit de verlengingsrapportage van de Raad blijkt dat de Raad op verzoek van de gecertificeerde instelling gestart is met een onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel. Deze omstandigheden leiden tot het oordeel dat verlenging van de maatregel van uithuisplaatsing voor de duur van een jaar passend is.
5.5.
De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van een jaar. [2]
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 26 januari 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 26 januari 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025 door mr. M.H. Rochat, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. B. Boogaarts als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.
2.Artikel 1:260, eerste lid, BW.