ECLI:NL:RBDHA:2025:23850

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
13 december 2025
Zaaknummer
C/09/688543 / FA RK 25-5362
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot raadsonderzoek en zorgregeling in een complexe gezagskwestie met huiselijk geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 november 2025 een beschikking gegeven in een complexe gezagskwestie tussen een moeder en een vader van drie minderjarige kinderen. De moeder heeft verzocht om alleen het gezag over de kinderen uit te oefenen en het contact tussen de vader en de kinderen te schorsen, onder verwijzing naar een voorgeschiedenis van huiselijk geweld en controlerend gedrag van de vader. De vader heeft verweer gevoerd en stelt dat hij een betrokken vader is die zich wil inzetten voor de opvoeding van de kinderen. De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen in het kader van de zorg- en omgangsregeling aanhouden in afwachting van een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming, waarbij gebruik zal worden gemaakt van de MASIC-analyse om de situatie van de kinderen en de ouders in kaart te brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over het welzijn van de moeder en de kinderen, en dat er meer inzicht nodig is in de situatie om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over het gezag en de omgangsregeling. De behandeling van de zaak is aangehouden tot uiterlijk 15 mei 2026, wanneer de Raad zijn rapport en advies aan de rechtbank moet hebben uitgebracht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-5362 (bodem), FA RK 25-7043 (voorlopige voorzieningen)
Zaaknummer: C/09/688543 (bodem), C/09/691748 (voorlopige voorzieningen)
Datum beschikking: 12 november 2025

Gezag, omgangsregeling, voorlopige voorziening ex art. 223 Rv

Beschikking op het op 15 juli 2025 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. T. Kocabas te Zoetermeer,
en het op 16 september 2025 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. N. Bagci-Çiçek te Den Haag,
waarbij partijen in beide procedures over er weer als belanghebbenden worden aangemerkt.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
in de procedure met zaaknummer C/09/688543 (bodem):
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek;
  • het F9-bericht van de moeder van 10 oktober 2025, met bijlagen;

in de procedure met zaaknummer C/09/691748 (voorlopige voorzieningen):

  • het verzoekschrift;
  • het F9-bericht van de vader van 14 oktober 2025, met bijlagen.
De rechtbank zal in de beide procedures de ingediende stukken over en weer als ingelast beschouwen.
Op 15 oktober 2025 is de zaak op een zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een ambulant begeleider, [naam 1] ;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk, N. Amir;
  • [naam 2] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben zich in raadkamer uitgelaten over het verzoek.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd geweest van [datum 1] 2012 tot [datum 2] 2022.
- Zij zijn de ouders van de volgende nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2016 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2017 te [geboorteplaats] ;
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
- De kinderen hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 24 mei 2022 is – voor zover hier aan de orde – het door partijen overeengekomen ouderschapsplan aangehecht aan de beschikking tot echtscheiding. Zij zijn daarin onder andere overeengekomen dat tussen de vader en de kinderen een zorgregeling zal gelden, waarbij de kinderen in een cyclus van twee weken van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur, met overnachting, waarbij de vader de kinderen haalt en brengt.

Verzoek en verweer

In de bodemprocedure (C/09/688543)
Het verzoekschrift van de moeder strekt tot:
  • beëindiging van het gezamenlijk gezag, in die zin dat de moeder voortaan alleen het gezag over de kinderen uitoefent;
  • bepaling dat de omgang tussen de vader en de kinderen wordt geschorst;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De moeder doet haar verzoek steunen op de stelling dat de omstandigheden na dagtekening van voormelde beschikking zijn gewijzigd.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken en verzoekt te bepalen dat de huidige weekendregeling wordt gehandhaafd, in die zin dat zolang de vader niet over eigen woonruimte beschikt, de kinderen elke zaterdag en zondag van 11.00 uur tot 19.00 uur bij de vader verblijven, waarbij de vader ze haalt en brengt, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
In de voorlopige voorzieningen (C/09/691748)
De vader verzoekt bij wijze van provisionele voorziening te bepalen dat de kinderen bij hem verblijven op zaterdag en zondag van 11.00 uur tot 19.00 uur, en zodra de man over eigen woonruimte beschikt: elk tweede weekend van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, waarbij de vader de kinderen haalt en brengt, een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder heeft mondeling verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover van belang – zal worden besproken.

Beoordeling

Voorlopige voorzieningen
Op grond van het eerste lid van artikel 223 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. De rechtbank heeft de bodemprocedure tegelijk behandeld met het verzoek om voorlopige voorzieningen. Omdat in de bodemprocedure beslissingen zullen worden genomen over de zorgregeling, heeft de vader geen belang meer bij het vaststellen van voorlopige voorzieningen. De rechtbank zal dit verzoek daarom afwijzen.
Gezag en zorg-/omgangsregeling
De moeder heeft verzocht om voortaan alleen het gezag over de kinderen uit te oefenen en het contact tussen de vader en de kinderen te schorsen. Volgens haar kent het gezin een belaste voorgeschiedenis, waarbij de moeder in 2021 vanwege huiselijk geweld en controlerende dwang vanuit de vader, met de kinderen naar een vrouwenopvang is gevlucht. Ook na de echtscheiding in 2022 is de situatie niet tot rust gekomen. Partijen hebben tot eind 2024 af en aan gezamenlijk in de woning verbleven, waarbij de vader ook periodes in het buitenland was. In december 2024 heeft de moeder opnieuw de echtelijke woning verlaten. [instantie 1] en [instantie 2] zijn bij het gezin betrokken. Aanvankelijk liep er een zorgregeling waarbij de vader de kinderen twee uur per week zag. Deze regeling is na een paar weken op advies van [instantie 2] stopgezet. De vader blijft, tegen de veiligheidsafspraken in, contact zoeken met de moeder en de kinderen, bijvoorbeeld door een garage tegenover de woning te huren. Zowel de kinderen als de vrouw zijn hierdoor heel angstig. De hulpverlening heeft geconstateerd dat bij de kinderen sprake is van trauma. [minderjarige 3] vertoont in het bijzonder woede- en agressieproblematiek. De kinderen zijn begin september 2025 gestart met traumabehandeling. De vrouw wordt behandeld bij [instantie 3] en zij krijgt begeleiding vanuit de [instantie 4] . Sinds januari 2025 heeft er geen contact meer plaatsgevonden tussen de vader en de kinderen. Naar mening van de moeder – en met haar de hulpverlening – is dat nu te belastend en onveilig voor haar en de kinderen. Onder deze omstandigheden kan niet van de moeder worden verwacht dat zij samen met de vader beslissingen neemt over de kinderen, aldus de moeder.
De vader betwist de stellingen van de moeder. Deze kunnen volgens hem niet objectief worden onderbouwd. Hij is een betrokken vader die zich wil inzetten voor de opvoeding en verzorging van de kinderen. De vader weet dat de kinderen behandeling krijgen vanwege ADHD- en traumagerelateerde klachten. Dat betekent dat volgens hem niet dat omgang in de kern onveilig is. [instantie 2] heeft alleen een tijdelijke stop van de omgang geadviseerd. Hij wil daarom zo snel mogelijk weer contact kunnen hebben met zijn kinderen, zo nodig onder begeleiding. Er was weliswaar sprake van spanningen in de relatie, maar partijen hebben zich ook steeds weer verzoend en zelfs samen vakanties doorgebracht. De vader vreest dat hij wordt aangewezen als de oorzaak van alle problemen, waardoor het negatieve beeld bij de kinderen nog sterker wordt. Daarnaast wijst de vader erop dat er niet voldaan wordt aan de wettelijke vereisten om het gezamenlijk gezag te beëindigen: gezamenlijk gezag is niet structureel onmogelijk en de kinderen raken niet klem of verloren tussen de ouders.
De rechtbank overweegt als volgt.
De wijze waarop de ouders hun geschiedenis met elkaar beschrijven is totaal verschillend. Volgens de moeder is er tijdens de relatie sprake geweest van huiselijk geweld. Vroeger en ook nu is volgens de moeder sprake controlerend gedrag van de vader naar de moeder. Dit alles trekt een zware wissel op het welzijn van de moeder en de kinderen. Zij volgen traumatherapie om de gebeurtenissen te verwerken.
Vader herkent dat wat de moeder vertelt niet. Hij typeert zichzelf als een betrokken vader die zich wil inzetten voor de opvoeding en verzorging van de kinderen.
De rechtbank kan niet vaststellen wat zich heeft afgespeeld tussen de vader en de moeder. Uit de stukken en tijdens de zitting is heel duidelijk geworden dat sprake is van een complexe situatie, waarbij grote zorgen bestaan over het welzijn van de moeder en de kinderen. Tijdens de zitting was er overduidelijk sprake van grote angst bij de moeder; zij durfde eigenlijk niet tegelijkertijd met de man in de zittingszaal te zijn en kon nauwelijks praten. De kinderen krijgen traumabehandeling.
Voor de beoordeling van de verzoeken ten aanzien van het gezag en het contact tussen de vader en de kinderen, is meer inzicht in de situatie van groot belang. Immers, als er sprake is geweest van huiselijk geweld, dan is er daarmee sprake geweest van een (emotioneel) onveilige situatie voor kinderen. Dat is te meer het geval indien er sprake is van controlerend gedrag van de vader dat mogelijk nog doorloopt (dwingende controle). De vraag is dan of en zo ja, in welke vorm en met welke frequentie, contact tussen de vader en de kinderen mogelijk is en of het gezamenlijke gezag van de ouders nog kan worden voortgezet. Als er fysiek huiselijk geweld heeft plaatsgevonden maar inmiddels is gestopt, is het belangrijk dat de vader de moeder en de kinderen, erkenning te geven voor wat zij hebben meegemaakt. Dat is belangrijk voor de verwerking van trauma’s door de moeder en de kinderen en dat zou het contactherstel tussen de vader en de kinderen bevorderen.
Ook in de spiegelbeeldige situatie, waarin zou blijken dat er geen sprake is (geweest) van huiselijk geweld en/of dwingende controle, is het voor de kinderen van belang dat hierover meer duidelijkheid komt.
Hoewel het vaststellen van feiten in het verleden moeilijk is, moet er naar het oordeel van de rechtbank wel worden onderzocht wat zich tussen de ouders heeft afgespeeld nu dit van belang is voor de nu te nemen beslissingen. De rechtbank zal daarom de Raad vragen om met behulp van de MASIC (of een vergelijkbaar risicotaxatie-instrument) in kaart te brengen of, en zo ja welk patroon van geweld er tussen partijen heeft gespeeld, en/of nog steeds speelt: is er sprake geweest van situationeel geweld? Is sprake van een patroon van (psychisch) geweld dat ook nadat partijen uit elkaar zijn gegaan doorloopt, en zo ja, wie doet dan wat tegen wie, en met welke impact? De MASIC bestaat uit een gestructureerd interview dat bij elke ouder apart wordt afgenomen. Met de MASIC worden gedetailleerde vragen gesteld over verschillende vormen van partnergeweld, zoals emotionele mishandeling, dwingende controle, lichamelijk geweld, seksueel geweld en stalking. Vervolgens wordt op basis van de informatie uit de twee interviews, eventueel aangevuld met informatie uit andere bronnen (bijvoorbeeld politiegegevens en medische gegevens) een beoordeling gemaakt of er (ex-)partnergeweld aanwezig is (geweest). Tijdens de zitting heeft de vertegenwoordiger van de Raad aangegeven dat de Raad onderzoek kan doen in de vorm van de MASIC dan wel een vergelijkbaar risicotaxatie-instrument.
De rechtbank vraagt de Raad dan ook om, met toepassing van de MASIC (of een vergelijkbaar risicotaxatie-instrument) onderzoek te doen naar de volgende vragen:
Verzet het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zich tegen een (begeleide of onbegeleide) zorg-/omgangsregeling? Zo ja, op welke gronden? En zo nee, welke zorg-/omgangsregeling is het meest in het belang van de kinderen en welke hulpverlening is daarbij eventueel nodig?
Is er sprake van een situatie waarin er een risico bestaat dat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] klem en verloren raken tussen de ouders wanneer het gezamenlijk gezag voortduurt en/of een situatie waarin het anderszins in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] noodzakelijk is dat de moeder voortaan alleen het ouderlijk gezag zal uitoefenen?
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verzoeken ten aanzien van het gezag en de zorg-/omgangsregeling aanhouden, in afwachting het onderzoek.
Gelet op de complexiteit van de situatie en de traumabehandeling die de kinderen op dit moment krijgen, ziet de rechtbank geen ruimte om een voorlopige zorgregeling vast te stellen. Indien de behandelaars van [instantie 2] in de tussentijd wel mogelijkheden zien voor contact tussen de vader en de kinderen, dan kan [instantie 2] , in overleg met eventueel andere hulpverlening en de ouders, hiermee voorzichtig starten. In dat geval zal het contact plaats kunnen vinden op de wijze en met een frequentie die naar het oordeel van [instantie 2] in het belang van de kinderen is.

BeslissingDe rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van 24 mei 2022 –:

verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen;
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;
houdt de behandeling aan tot
15 mei 2026uiterlijk op die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zo mogelijk zijn rapport met advies te hebben uitgebracht
aan de rechtbank met kopie aan beide ouders en hun advocaten;
bepaalt dat, ná ontvangst van het rapport en advies, de behandeling op een zitting, op een nader te bepalen datum en tijdstip, zal worden voortgezet in aanwezigheid van de Raad voor de Kinderbescherming;
beveelt de griffier partijen tegen het tijdstip van de nadere behandeling ter terechtzitting ieder via de eigen advocaat op te roepen;
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van het gezag en de zorg-/omgangsregelingaan;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, kinderrechter, bijgestaan door mr. S.B. Boekema als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 12 november 2025.