ECLI:NL:RBDHA:2025:23874

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2025
Publicatiedatum
14 december 2025
Zaaknummer
C/09/690890 / FA RK 25-6596
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en voorlopige voorzieningen in een geschil over gezag en omgang met minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 november 2025 een beschikking gegeven in een geschil over de omgang van de man met zijn kinderen. De man heeft een verzoek ingediend voor een omgangsregeling, waarbij hij iedere vrijdag uit school gedurende twee uur met de kinderen zou kunnen zijn. De moeder, die het eenhoofdig gezag over de kinderen heeft, is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de biologische vader is van de kinderen, maar dat er zorgen zijn over de veiligheid van de kinderen tijdens de omgang, zoals aangegeven door de hulpverleningsinstantie Middin. De rechtbank heeft besloten dat de omgang voorlopig zal plaatsvinden op een openbare plek, met wisselende samenstellingen van de kinderen, en dat de man minimaal tien minuten contact zal hebben met de jongste minderjarige na de omgang. De rechtbank heeft het verzoek van de man voor vervangende toestemming om de kinderen aan te melden bij een hulpverleningsinstantie afgewezen, omdat de moeder het gezag heeft en er geen wettelijke grondslag voor dit verzoek is. De rechtbank heeft de beslissing over de omgangsregeling aangehouden tot 15 februari 2026, om de voortgang van de hulpverlening en de omgang te kunnen beoordelen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-6596 (bodemzaak) en FA RK 25-6597 (223 Rv)
Zaaknummer: C/09/690890 (bodemzaak) en C/09/690891 (223 Rv)
Datum beschikking: 13 november 2025

Omgang

Beschikking op het op 1 september 2025 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. G.D. Haytink in Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, met bijlagen, namens de vader.
De minderjarige [de minderjarige 1] is in de gelegenheid gesteld om haar mening te geven over het verzoek in een gesprek met de rechter, maar heeft daar geen gebruik van gemaakt.
Op 23 oktober 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man met zijn advocaat, [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming, en [naam 2] en [naam 3] namens Middin. De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Feiten

  • De man en de moeder hebben een affectieve relatie gehad.
  • Uit de moeder zijn geboren:
  • [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 in [geboorteplaats] ;
  • [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2017 in [geboorteplaats] ;
  • [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2019 in [geboorteplaats] ;
  • [de minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum 4] 2024 in [geboorteplaats] .
  • De man heeft de kinderen niet erkend.
  • De moeder is van rechtswege belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen.

Verzoek en verweer

De man verzoekt:
in de bodemprocedure:
  • te bepalen dat de kinderen iedere vrijdag uit school gedurende twee uur bij de man verblijven,
  • de toestemming van de moeder te vervangen om de kinderen aan te melden bij Kracht of Rondom Jou,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
bij wijze van voorlopige voorziening:
te bepalen dat de kinderen iedere vrijdag uit school gedurende twee uur bij de man verblijven,
primairbij de moeder thuis en
subsidiair, zolang er geen begeleiding is door Kracht of Rondom Jou of een andere organisatie, in de speeltuin, bibliotheek of buurthuis, met begeleiding bij de man thuis, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder heeft geen verweer gevoerd.

Beoordeling

Voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv
Op grond van het eerste lid van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Nu de rechtbank in de bodemprocedure een beslissing neemt over hetzelfde onderwerp dat in de voorlopige voorzieningenprocedure voorligt, zal de rechtbank het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afwijzen bij gebrek aan belang.
Vervangende toestemming hulpverlening
De rechtbank constateert dat de moeder met het eenhoofdig gezag over de kinderen is belast. De geschillenregeling van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW), op basis waarvan vervangende toestemming kan worden verzocht, is alleen van toepassing op geschillen bij gezamenlijk gezag. Gelet hierop zal de rechtbank de vader niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek om hem vervangende toestemming te verlenen voor aanmelding van de kinderen bij een hulpverleningsinstantie, omdat er geen (andere) wettelijke grondslag bestaat voor dit verzoek.
Omgangsregeling
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 1:377a lid 1 BW heeft een kind recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Lid 3 van dit artikel bepaalt (voor zover hier van belang) dat omgang slechts wordt ontzegd indien omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang of omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
De man stelt dat hij de biologische vader is van de kinderen en dat hij eerder met de moeder en de kinderen heeft samengewoond. De moeder heeft dit niet betwist. Daarnaast blijkt uit de overgelegde brief van Middin van 25 maart 2025 dat er in ieder geval sinds november 2023 afspraken over de omgang tussen de man en de kinderen zijn gemaakt. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de man en de kinderen en zal de man daarom ontvangen in zijn verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is de rechtbank het volgende gebleken. De man heeft een WLZ 6VG-indicatie, waardoor hij verblijft in een woonvoorziening van Middin waar hij één tot drie keer per week begeleiding krijgt en waar 24 uur per dag hulpverlening bereikbaar is. Middin heeft eerder bemiddeld tussen de moeder en de man voor het maken van afspraken over de omgang met de kinderen. De kinderen kwamen voorheen bij de man thuis voor omgang. Op 25 maart 2025 heeft Middin een verklaring opgesteld waarin – voor zover hier van belang – het volgende is opgenomen:
“Begeleiding heeft eind 2024 signalen opgevangen die duiden op een mogelijk onveilige thuissituatie wanneer kinderen bij [de man] thuis verblijven. De signalen betreffen onder meer schreeuwen naar kinderen, dreigen met fysiek geweld, dreigen anderszins en kinderen die soms angstig overkomen op begeleiders.
De signalen zijn gedeeld met [de moeder] , omdat zij gezaghebbende is. Dit heeft geleid tot een situatie waarin zij, voor zover Middin weet, dhr. ontzegt om de kinderen te zien. Middin vindt dat dhr. zijn kinderen moet kunnen blijven zien, zij het met ondersteuning op maat, want hij geeft veel om hen en doet zijn best om het ouderschap naar eigen mogelijkheden goed vorm te geven. Middin heeft met [de moeder] telefonisch contact opgenomen, vanuit de [straat] en middels maatschappelijk werk, maar zij geeft aan hier niet voor open te staan.
Middin heeft op basis van genoemde signalen alsook de huidige situatie zorgen over het welzijn van de kinderen. Wij vinden het noodzakelijk dat, als de kinderen bij [de man] verblijven in de woning van Middin, er een kindexpertise betrokken wordt. Denk aan Kracht of RondomJou vanuit de gemeente, wat kan worden ingezet met toestemming van beide ouders. Zonder deze expertise kan Middin niet zijn verantwoordelijkheden nakomen.”
Naar aanleiding van de door Middin genoemde zorgen over de mogelijk onveilige thuissituatie bij de man lijkt de moeder de man de omgang met de kinderen te hebben ontzegd. De man heeft de kinderen inmiddels meerdere maanden niet gezien. De rechtbank acht het in het belang van de kinderen dat zij weer omgang met de man hebben. Gelet op de genoemde zorgen van Middin acht de rechtbank het ook van belang dat de man hierin wordt begeleid. De rechtbank had de hoop dat op de zitting de mogelijkheid van het inschakelen van hulp in het vrijwillige kader besproken kon worden met de moeder, omdat zij degene is die dat – gelet op het feit dat zij met het eenhoofdig gezag over de kinderen is belast – zou moeten aanvragen. Aangezien de moeder niet op de zitting is verschenen kon deze mogelijkheid niet besproken worden. Dat neemt niet weg dat de rechtbank inschakeling van deze hulp belangrijk acht, voor zowel de kinderen als voor de man. Op de zitting heeft Middin aangegeven dat zij in het verleden vaker vrijwillige hulp met de moeder hebben besproken en dat de moeder daar ook toestemming voor heeft verleend, maar dat zij die toestemming telkens heeft ingetrokken. De rechtbank hoopt dat de moeder nu echt de nodige hulp in het vrijwillige kader zal inschakelen.
Met betrekking tot de omgang ziet de rechtbank aanleiding om, in afwachting van de in te schakelen hulpverlening, een voorlopige omgangsregeling vast te stellen, waarbij de kinderen niet bij de man thuis komen. De rechtbank zal vaststellen dat er elke vrijdag uit school een uurtje omgang op een openbare plek zal zijn met twee van de drie oudste kinderen, welke samenstelling steeds zal wisselen. Op die manier heeft elk van de drie oudste kinderen op twee van elke drie vrijdagen contact met de vader. Gebleken is dat de man overvraagd wordt als de drie oudste kinderen tegelijkertijd bij hem zijn, maar dat twee kinderen tegelijkertijd voor de man haalbaar is. Op de zitting heeft Middin hierover aangegeven dat zij er ook meer vertrouwen in hebben dat de man de zorg voor de kinderen aankan als hij omgang met twee kinderen tegelijkertijd heeft, zeker wanneer dit op een openbare plek is. Voorlopig zullen de kinderen daarom niet bij de man thuis komen, maar zal het contact plaatsvinden op een openbare plek, zoals een winkelcentrum, bibliotheek of de McDonalds.
Op de zitting heeft de man aangegeven dat hij in overleg met de moeder nog geen omgang met [de minderjarige 4] heeft, omdat zij nog erg jong is en daarom meer zorg vraagt. De rechtbank acht het wel in het belang van [de minderjarige 4] dat zij de man leert kennen en regelmatig contact met hem heeft. De rechtbank zal daarom als voorlopige omgangsregeling vaststellen dat wanneer de man de kinderen op de vrijdag terugbrengt bij de moeder, hij minimaal tien minuten contact met [de minderjarige 4] zal hebben. Gelet op dat wat er op de zitting is besproken is het de bedoeling dat de moeder op die momenten alleen thuis is en dat er geen familieleden aanwezig zijn.
De rechtbank zal de definitieve beslissing over de omgang aanhouden met drie maanden, om te bezien hoe de omgang verloopt en of de hulp in het vrijwillige kader van de grond komt. De rechtbank verneemt graag twee weken voor de pro forma datum wat de stand van zaken is. De rechtbank verzoekt de moeder uitdrukkelijk om ook de rechtbank daarvan op de hoogte te stellen. De input van de moeder is belangrijk. Als zij geen input levert kan de rechtbank het standpunt van de moeder niet meenemen in de eindbeslissing.

Beslissing

De rechtbank:
*
wijst af het verzoek van de man tot het treffen van voorlopige voorzieningen;
*
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek voor vervangende toestemming om de kinderen aan te melden bij Kracht of Rondom Jou;
*
stelt vast dat de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 in [geboorteplaats] ;
  • [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2017 in [geboorteplaats] ;
  • [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2019 in [geboorteplaats] ;
voorlopigomgang met de man hebben iedere vrijdag uit school (of 15.00 uur op een schoolvrije dag) voor één uur op een openbare plek, telkens in wisselende samenstellingen van twee (dus de ene week [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , de andere week [de minderjarige 1] en [de minderjarige 3] en de week daarna [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] ), waarna de man de kinderen bij de moeder thuisbrengt;
*
stelt vast dat de man
voorlopigiedere vrijdag wanneer hij volgens bovengenoemde regeling de kinderen terugbrengt bij de moeder minstens tien minuten contact heeft met de minderjarige [de minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum 4] 2024 in [geboorteplaats] , waarbij de moeder op die momenten alleen thuis is en er geen familieleden aanwezig zijn;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van de omgangsregelingaan tot
15 februari 2026 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Witteman, kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 13 november 2025.