Op 11 december 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 2 september 2025 in Rijswijk diverse goederen heeft weggenomen uit de Albert Heijn XL. De verdachte, geboren in 1991 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van winkeldiefstal. Tijdens de zitting op 27 november 2025 heeft de officier van justitie, mr. P.T. Verweijen, de vordering ingediend, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. N.M. Fakiri en mr. I.T.D. Kadirbaks, pleitte voor vrijspraak op basis van het ontbreken van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verdachte op camerabeelden te zien was terwijl hij goederen uit zijn winkelmandje in zijn rugzak stopte en vervolgens zonder te betalen de winkel verliet. De rechtbank oordeelde dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening aanwezig was en dat de diefstal wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar, gezien zijn strafblad en het patroon van recidive. De rechtbank achtte het noodzakelijk om de veiligheid van personen en goederen te waarborgen en om de verdachte de kans te geven om zijn mogelijk aanwezige alcohol- en psychische problematiek aan te pakken. De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.