ECLI:NL:RBDHA:2025:23981

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2025
Publicatiedatum
15 december 2025
Zaaknummer
NL25.50703 en NL25.50704
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse vrouw met risico op vrouwenbesnijdenis voor haar dochters

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Nigeriaanse vrouw tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres heeft op 1 september 2023 een opvolgende aanvraag ingediend, na eerdere afwijzingen van haar asielverzoeken. De rechtbank behandelt zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiseres stelt dat zij en haar dochters risico lopen op vrouwenbesnijdenis en dat haar identiteit niet geloofwaardig wordt geacht door de autoriteiten. De rechtbank concludeert dat verweerder de identiteit van eiseres op goede gronden ongeloofwaardig heeft geacht en dat de gestelde problemen met de mensenhandelaar niet geloofwaardig zijn. De rechtbank wijst het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond. Tevens wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.50703 en NL25.50704
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[eiseres], V-nummer: [v-nummer 1] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
mede namens haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1] ,geboren op [geboortedatum 1] 2025, V-nummer: [v-nummer 2] ,

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018, V-nummer: [v-nummer 3] ,

[minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2020, V-nummer: [v-nummer 4] ,

en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Sarmastzada).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter haar verzoek om een voorlopige voorziening. Eiseres heeft op 1 september 2023 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 10 oktober 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 2 december 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft de Nigeriaanse nationaliteit en stelt te zijn geboren op [geboortedatum 4] 1995. Eiseres heeft eerder een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Aan die aanvraag heeft eiseres ten grondslag gelegd dat zij in Nigeria gevaar loopt omdat zij biseksueel is en dat haar (oudste) dochter gevaar loopt om slachtoffer te worden van vrouwenbesnijdenis. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 13 december 2018 afgewezen als ongegrond. Dit besluit staat in rechte vast.
3. Eiseres heeft ook in het verleden een tijdelijke verblijfsvergunning in het kader van de Verblijfsregeling Mensenhandel gehad. Bij besluit van 22 augustus 2019 heeft verweerder deze verblijfsvergunning ingetrokken en de aanvraag van eiseres om het verblijfsdoel te wijzigen naar ‘humanitair niet-tijdelijk’ afgewezen. Verweerder heeft in dit besluit niet geloofwaardig geacht dat eiseres slachtoffer is geworden van mensenhandel. Ook dit besluit staat in rechte vast.
4. Op 1 september 2023 heeft eiseres opnieuw asiel aangevraagd. Eiseres legt aan haar opvolgende aanvraag ten grondslag dat zij nieuwe documenten heeft waaruit blijkt dat haar broer is vermoord in opdracht van degene die eiseres tot prostitutie heeft gedwongen. Eiseres heeft een overlijdensakte, een politierapport en een eigen verklaring over de dood van haar broer overgelegd.
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres;
de problemen van eiseres met de mensenhandelaar; en
besnijdenis van de dochters van eiseres.
6. Verweerder vindt de nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig, maar haar identiteit niet. De problemen met de mensenhandelaar vindt verweerder niet geloofwaardig omdat de verklaringen van eiseres erover geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen en omdat eiseres in grote lijnen niet als geloofwaardig kan worden beschouwd. [2] Bureau Documenten heeft de nieuwe stukken van eiseres onderzocht en geconcludeerd dat er wijzigingen in zijn aangebracht in het politierapport en de eigen verklaring, en dat de overlijdensakte hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd is afgegeven. Verder concludeert verweerder dat niet aannemelijk is dat de dochters van eiseres te vrezen hebben voor vrouwenbesnijdenis. Eiseres heeft daarom geen gegronde vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin [3] en zij loopt geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [4] Verweerder wijst de aanvraag af als kennelijk ongegrond omdat het gaat om een herhaalde aanvraag die niet niet-ontvankelijk is verklaard.
Wat vindt eiseres in beroep?
7. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Allereerst mocht verweerder de identiteit van eiseres niet ongeloofwaardig achten zonder haar daarover bij het gehoor te bevragen. Daarnaast moest verweerder, ook los van de overgelegde documenten, het asielrelaas van eiseres inhoudelijk beoordelen. Tot slot miskent verweerder dat het risico op vrouwenbesnijdenis hoger is dan bij de vorige aanvraag, nu eiseres inmiddels is gescheiden en een tweede dochter heeft gekregen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
8. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk. De rechtbank zal dit oordeel hieronder uitleggen.
De identiteit van eiseres
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de identiteit van eiseres op goede gronden niet geloofwaardig heeft geacht. Verweerder mocht er allereerst op wijzen dat de identiteit van eiseres in het – in rechte vaststaande – besluit van 13 december 2018 niet geloofwaardig is geacht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiseres in de huidige procedure ook voldoende in de gelegenheid gesteld nieuwe informatie en stukken over haar identiteit naar voren te brengen. Tijdens het gehoor opvolgende aanvraag heeft verweerder namelijk aan eiseres gevraagd welke nieuwe feiten en omstandigheden er zijn bij haar nieuwe aanvraag en vervolgens nog eens gevraagd of eiseres alles wat van belang is, naar voren heeft gebracht. Eiseres heeft op beide vragen geantwoord dat alleen de drie documenten over de dood van haar broer nieuw zijn. Eiseres heeft ook de gelegenheid gekregen nog iets te zeggen over de vorige asielaanvraag, en daar geen gebruik van gemaakt. Daarnaast heeft eiseres aangegeven dat er, behalve dat zij nu gescheiden is, geen wijzigingen zijn in haar persoonsgegevens. Anders dan eiseres heeft betoogd, mocht zij uit het feit dat zij zich bij andere overheidsinstanties kon registreren, niet concluderen dat verweerder haar identiteit volgt. Nu eiseres ook in het verdere verloop van deze procedure geen verdere documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van haar identiteit, hoefde verweerder de identiteit niet geloofwaardig te vinden.
De beoordeling van het asielrelaas
10. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder verder concluderen dat de gestelde problemen met de mensenhandelaar niet geloofwaardig zijn. Anders dan eiseres heeft betoogd, heeft verweerder haar relaas over de mensenhandel namelijk voldoende beoordeeld. Met de uitspraak van 20 april 2021 is in rechte vast komen te staan dat verweerder zich in de procedure over de reguliere verblijfsaanvraag van eiseres deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in Italië het slachtoffer van mensenhandel is geworden op de wijze die zij heeft beschreven. [5] Verweerder mocht in de huidige asielprocedure verwijzen naar die beoordeling. Wel moest verweerder ook beoordelen of de nieuw ingebrachte documenten tot een andere conclusie leiden wat betreft de gestelde mensenhandel. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit voldoende gedaan. Verweerder mocht erop wijzen dat eiseres op veronderstellingen baseert dat de mensenhandelaar betrokken was bij de gestelde problemen en dat niet is gebleken dat het slachtoffer van het steekincident de broer van eiseres is. Daarnaast mocht verweerder wijzen op de conclusies van Bureau Documenten en de onlogische verklaringen van eiseres over de aangetroffen inconsistenties. Hoewel – zoals verweerder ook onderkent – niet vaststaat dat de wijzigingen in de documenten door eiseres zijn aangebracht mocht verweerder ook concluderen dat eiseres gelet op de documenten en haar verklaringen niet in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd.
Het risico op vrouwenbesnijdenis
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ook niet aannemelijk hoefde te vinden dat de dochters van eiseres een reëel risico lopen op ernstige schade vanwege gedwongen besnijdenis. Ook hier mocht verweerder allereerst verwijzen naar de eerder gemaakte beoordeling. Verweerder heeft daarnaast voldoende betrokken dat de situatie sinds de vorige procedure is veranderd, nu eiseres inmiddels is gescheiden en een tweede dochter heeft. Uit de verklaringen van eiseres in de eerdere en huidige procedure volgt naar het oordeel van de rechtbank dat eiseres niet vreesde dat haar eigen familie haar dochters wil laten besnijden. Ook is niet gebleken dat de familie van haar ex-man ook na de scheiding zal afdwingen dat de dochters besneden worden.

Conclusie en gevolgen

12. Verweerder heeft de aanvraag mogen afwijzen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
12.1.
Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
12.2.
Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. H.S. van Wessel, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op basis van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000.
2.Zie artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c en e van de Vw 2000.
3.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Zie overweging 6.1 van de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 20 april 2021 (ECLI:NL:RBNNE:2021:2389).