ECLI:NL:RBDHA:2025:24015
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geen recht op verblijf op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming; beoordeling van ontheemding en gevolgen van het besluit
Deze uitspraak betreft het beroep van eiser tegen de beslissing van de minister van Asiel en Migratie, waarin is vastgesteld dat eiser geen recht heeft op verblijf in Nederland op basis van de Richtlijn tijdelijke bescherming. Eiser, een Oekraïense nationaliteit, heeft in juli 2019 Oekraïne verlaten en is naar Rusland verhuisd, waar hij een tijdelijke verblijfsvergunning verkreeg. Hij heeft in Rusland gewerkt en zorg gedragen voor een familielid. Eiser heeft in 2024 Nederland bereikt, maar stelt dat hij ontheemd is geraakt door de Russische militaire invasie in Oekraïne. De rechtbank heeft de zaak op 3 november 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigden aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten dat eiser geen recht heeft op tijdelijke bescherming, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden van de Richtlijn. Eiser heeft niet aangetoond dat hij ontheemd is geraakt door de invasie, aangezien hij al in 2019 Oekraïne heeft verlaten en voornamelijk in Rusland heeft verbleven. De rechtbank concludeert dat eiser niet onder de doelgroep van de Richtlijn valt en dat de minister geen onredelijke beslissing heeft genomen door hem geen tijdelijke bescherming te verlenen. Eiser is doorverwezen naar de asielprocedure, waar hij mogelijk internationale bescherming kan aanvragen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de minister terecht heeft besloten dat eiser geen recht heeft op tijdelijke bescherming. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.