ECLI:NL:RBDHA:2025:24053

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
16 december 2025
Zaaknummer
C/09/668593
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging geslacht in geboorteakte van non-binaire persoon

Op 16 december 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de wijziging van het geslacht in de geboorteakte van een non-binaire persoon, aangeduid als [verzoeker]. Het verzoekschrift, ingediend op 13 juni 2024, vroeg om de toevoeging van een latere vermelding van wijziging van het geslacht in de geboorteakte, zodat het geslacht als 'X' zou worden geregistreerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Leiden, die als belanghebbende werd aangemerkt, niet op de zitting verscheen en geen verweer voerde, wat werd geïnterpreteerd als instemming met het verzoek.

De rechtbank overwoog dat er op dat moment geen wettelijke regeling bestond die het mogelijk maakte voor non-binaire personen om zich als genderneutraal te registreren. De rechtbank merkte op dat het aan de wetgever is om een dergelijke regeling te treffen, maar dat het individuele belang van [verzoeker] in deze zaak zwaarder woog dan het algemene belang van strikte handhaving van de huidige wettelijke regeling. De rechtbank besloot daarom om artikel 1:28 BW analoog toe te passen op het verzoek van [verzoeker].

De rechtbank concludeerde dat de verklaring van drs. A.O. Man, die als deskundige was aangesteld, niet voldeed aan de vereisten van artikel 1:28a BW, maar dat [verzoeker] voldoende had aangetoond dat hij de overtuiging had een non-binaire persoon te zijn. De rechtbank gelastte de ambtenaar van de burgerlijke stand om de wijziging van het geslacht in de geboorteakte door te voeren, waarbij het geslacht als 'X' zou worden geregistreerd. Het verzoek om uitvoerbaarverklaring bij voorraad werd afgewezen, omdat de aard van de zaak zich daartegen verzette.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-4582
Zaaknummer: C/09/668593
Datum beschikking: 16 december 2025

Wijziging vermelding geslacht in geboorteakte

Beschikking op het op 13 juni 2024 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker] ,

hierna te noemen: [verzoeker] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. K.S.M. Smienk te De Meern.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Leiden,

zetelend te Leiden,
de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- het e-mailbericht van 15 november 2024 van [verzoeker] ;
- het bericht van 4 december 2024, met bijlage, van [verzoeker] ;
- het bericht van 9 juli 2025 van [verzoeker] ;
- een F9-formulier van 16 augustus 2025, met bijlage, van [verzoeker] .
Op 9 juli 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld door mr. C. Witteman, als rechter-commissaris. Hierbij zijn verschenen: [verzoeker] en mr. Smienk. De ambtenaar is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet op de zitting verschenen.
Op de zitting is besproken dat de beslissing in deze zaak meervoudig zal worden genomen. [verzoeker] heeft hiermee ingestemd.

Feiten

- [verzoeker] heeft de Nederlandse nationaliteit.
- Blijkens een afschrift van een akte van de burgerlijke stand van de gemeente
Leiden, nummer [nummer] , van het jaar 1996, opgemaakt op [dag] 1996, is
geboren op [geboortedatum] 1996: [verzoeker] , van het mannelijk
geslacht.

Verzoek

Het verzoek strekt – na wijziging – tot:
primair:
- het gelasten van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Leiden om aan de geboorteakte van [verzoeker] een latere vermelding toe te voegen van wijziging van het geslacht, in die zin dat het geslacht ‘X’ zal zijn;
subsidiair:
- het gelasten van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Leiden om aan de geboorteakte van [verzoeker] een latere vermelding toe te voegen van wijziging van het geslacht, in die zin dat het geslacht ‘-’ zal zijn,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De ambtenaar heeft geen verweer gevoerd.

Beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht
Omdat [verzoeker] in Nederland woont, heeft de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) rechtsmacht om kennis te nemen van het verzoek tot wijziging van het geslacht van [verzoeker] .
De rechtbank Den Haag is relatief bevoegd aangezien het verzoek ziet op wijziging van een akte die is ingeschreven in het arrondissement van de rechtbank Den Haag.
Op het verzoek tot wijziging van het geslacht van [verzoeker] is Nederlands recht van toepassing, omdat [verzoeker] de Nederlandse nationaliteit heeft.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank merkt eerst op dat zij in het feit dat de rechtbank Noord-Nederland prejudiciële vragen heeft gesteld aan de Hoge Raad [1] met betrekking tot de mogelijkheid van het wijzigen van het geslacht in de geboorteakte in ‘X’, op dit moment geen aanleiding ziet om de beslissing nog langer aan te houden.
De ambtenaar is bij brieven van 27 juni 2024 respectievelijk van 3 september 2024 en
8 oktober 2024 in de gelegenheid gesteld kenbaar te maken of hij bezwaar heeft tegen toewijzing van het verzoek. De ambtenaar heeft niet gereageerd en is evenmin op de zitting verschenen, zodat de rechtbank aanneemt dat de ambtenaar instemt met toewijzing van het verzoek.
Ter onderbouwing van het verzoek wordt aangevoerd dat [verzoeker] een non-binaire beleving van diens gender heeft. [verzoeker] heeft hier in een brief en op de zitting een nadere toelichting op gegeven. [verzoeker] heeft de overtuiging noch tot het mannelijke noch tot het vrouwelijke geslacht te behoren en identificeert zich dan ook niet specifiek als man of vrouw. [verzoeker] vindt het belangrijk dat de juridische werkelijkheid in overeenstemming wordt gebracht met diens sociale en dagelijkse werkelijkheid.
De rechtbank overweegt dat de wet op dit moment geen mogelijkheid biedt om het onderhavige verzoek toe te wijzen, aangezien er geen wettelijke bepaling bestaat die het voor non-binaire personen mogelijk maakt zich als genderneutraal te registreren.
In beginsel is het aan de wetgever om een voorziening te treffen die het mogelijk maakt om een non-binaire geslachtsidentiteit op te nemen in de geboorteakte. Hoewel er wel een hierop gerichte initiatiefwet in consultatie is gebracht, is er op dit moment geen wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer en wordt dit ook niet op korte termijn verwacht. De rechtbank overweegt dat, zolang er geen wetgeving is, elke concrete zaak aan de hand van de aard en inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden van het geval moet worden beslist, zoals de Hoge Raad heeft geoordeeld in zijn uitspraak van 4 maart 2022. [2]
Omdat een wettelijke regeling om de vermelding van het geslacht op de geboorteakte te wijzigen naar een non-binaire variant ontbreekt, hebben non-binaire personen niet de mogelijkheid om zelf te beschikken over de registratie van hun geslacht. Dit is anders dan bij personen die de overtuiging hebben tot het andere geslacht te behoren. Voor hen geldt dat er wel een wettelijke regeling bestaat (neergelegd in de artikelen 1:28 tot en met 1:28c van het Burgerlijk Wetboek) om het geslacht te wijzigen van man naar vrouw of van vrouw naar man.
Dit levert naar het oordeel van de rechtbank een onderscheid op tussen transgender en genderneutrale personen en aldus een onderscheid naar geslacht, zoals bedoeld in artikel 26 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) en artikel 1 lid 2 van het Protocol nummer 12 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat niet objectief en redelijkerwijs kan worden gerechtvaardigd en om die reden ongeoorloofd is. Mede gelet op de gestagneerde ontwikkelingen bij de wetgever, is de rechtbank van oordeel dat het individuele belang van [verzoeker] bij de mogelijkheid tot verbetering van de geboorteakte onder deze omstandigheden zwaarder weegt dan het algemene belang van strikte handhaving van de huidige wettelijke regeling. Hierbij verwijst de rechtbank ook naar jurisprudentie van onder meer deze rechtbank [3] en van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [4] .
De rechtbank zal artikel 1:28 BW daarom analoog toepassen op het verzoek van [verzoeker] .
Deskundigenverklaring
Op grond van artikel 1:28a BW moet bij een verzoek om wijziging van het geslacht naar het andere geslacht in de geboorteakte een deskundigenverklaring worden overgelegd. Bij analoge toepassing van dit artikel in situaties waarin iemand zich identificeert als non-binair, is in beginsel dus een deskundigenverklaring vereist. Die verklaring houdt in dat de betrokkene bij de deskundige heeft verklaard de overtuiging te hebben een genderneutraal geslacht te hebben en jegens de deskundige er blijk van heeft gegeven diens voorlichting omtrent de reikwijdte en de betekenis van deze staat te hebben begrepen en de wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte weloverwogen te blijven wensen. Uit het “Besluit aanwijzing deskundigen transgenders” blijkt dat er maar enkele deskundigen zijn aangewezen die de verklaring mogen afgeven. Als deskundigen bedoeld in artikel 1:28a BW worden aangewezen de artsen en psychologen die verbonden zijn aan:
– het Kennis- en Zorgcentrum voor genderdysforie van het Amsterdam Universitair Medische Centra (Amsterdam UMC) te Amsterdam,
– het expertisecentrum Geslacht & Gender van het Radboud universitair medisch centrum (Radboud umc) te Nijmegen,
– het Genderteam van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) te Groningen, en
– het Genderteam van het Curium en Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) te Leiden.
[verzoeker] heeft een verklaring overgelegd van 3 december 2024 van drs. A.O. Man, psychotherapeut specialist genderidentiteitsproblematiek, waarin drs. Man heeft verklaard [verzoeker] overeenkomstig het protocol deskundigen te hebben voorgelicht en dat [verzoeker] er blijk van heeft gegeven deze voorlichting te hebben begrepen en de wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van de geboorte weloverwogen te blijven wensen.
In de verklaring heeft Man opgenomen dat hij is aangewezen als deskundige in de zin van artikel 1:28a BW, maar van een verbondenheid van drs. Man met de in het Besluit aanwijzing deskundigen transgenders genoemde instanties is de rechtbank niet gebleken. De verklaring van drs. Man kwalificeert daarom niet als een deskundigenverklaring in de zin van artikel 1:28a BW.
Ten aanzien van de vereiste deskundigenverklaring, zoals bedoeld in artikel 1:28a BW, verwijst de rechtbank naar het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 12 juni 2003 [5] , waarin het EHRM bevestigde dat het recht op genderidentiteit en persoonlijke ontwikkeling een fundamenteel element van artikel 8 EVRM vormt en genderidentiteit één van de meest intieme aspecten van het privéleven en één van de meest wezenlijke elementen van zelfbeschikking vormt. De rechtbank acht de (analoge) verplichting om slechts de in het besluit gemelde deskundigen de genderidentiteit te laten vaststellen niet verenigbaar met het voorgaande. Daarbij weegt de rechtbank mee dat uit het onderzoek dat in opdracht van de overheid is uitgevoerd naar de huidige wet, het volgende naar voren is gekomen: “
Zorgverleners menen dat de duurzame overtuiging van iemand om tot het andere geslacht te horen niet is vast te stellen, terwijl de toegevoegde waarde van de verstrekte informatie en het consult niet altijd duidelijk is” [6] . Daarbij komt dat er een lange wachttijd is voor deze verklaring door de door de wet aangewezen deskundigen, terwijl non-binaire personen vaak al wel over een langere periode hebben gesproken met andere deskundigen, zoals de eigen huisarts, een psycholoog en/of psychiater.
Omdat het wetsvoorstel
Wijziging van Boek 1 BW in verband met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte(in de volksmond: de Transgenderwet), geen rol speelt bij de afweging van de rechtbank om het in artikel 1:28a neergelegde vereiste niet analoog toe te passen, ziet de rechtbank, anders dan de rechtbank Overijssel [7] , in de intrekking van dit wetsvoorstel geen aanleiding nu wel een deskundigenverklaring te verlangen in de zin van artikel 1:28a BW.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat [verzoeker] in de stukken en op de zitting voldoende heeft aangetoond dat die de overtuiging heeft een non-binaire persoon te zijn. In de door de rechtbank geaccepteerde verklaring van drs. Man leest de rechtbank dat bij [verzoeker] sprake is van een weloverwogen keuze om de geboorteakte te laten wijzigen. Drs. Man verklaart ook dat [verzoeker] bekend is met de reikwijdte en de betekenis van het hebben van een genderneutraal geslacht en dat [verzoeker] dit heeft begrepen.
De rechtbank zal de ambtenaar dan ook gelasten om aan de geboorteakte een latere vermelding toe te voegen van de wijziging van het geslacht in die zin dat het geslacht zal zijn: “X”.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
De aard van de zaak verzet zich tegen het bij voorraad uitvoerbaar verklaren van de beschikking, zodat het daartoe strekkende verzoek wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Leiden om aan de geboorteakte, ingeschreven in de registers van geboorten van de gemeente Leiden van het jaar 1996, met nummer [nummer] , een latere vermelding toe te voegen van de wijziging van het geslacht in die zin dat het geslacht zal zijn: ‘X’;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Witteman, mr. H.M. Boone en mr. A. Emmens, rechters, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2025.

Voetnoten

1.Rechtbank Noord-Nederland 22 augustus 2025, ECLI:NL:RBNNE:2025:3494.
2.Hoge Raad 4 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:336.
3.Rechtbank Den Haag 11 oktober 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:10521.
4.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 september 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:8003.
5.EHRM 12 juni 2003, ECLI:EC:ECHR:2003:0612JUD003596897, Van Kück-Duitsland
6.Kamerstukken II 2020/21, 35825, nr. 3, p.3.
7.Rechtbank Overijssel 14 oktober 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:6064.