ECLI:NL:RBDHA:2025:24055

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
16 december 2025
Zaaknummer
C/09/694211 / KG ZA 25-1096
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op privacy door deurbelcamera in burenrechtelijke geschil

In deze zaak, die op 16 december 2025 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee buren, [partij A] en [partij B], over de plaatsing van een deurbelcamera door [partij B]. [partij A] stelt dat de deurbelcamera een ongerechtvaardigde inbreuk op zijn privacy maakt, omdat deze zicht biedt op zijn woning en tuin. De voorzieningenrechter oordeelt dat de deurbelcamera inderdaad een inbreuk op de privacy van [partij A] vormt en dat [partij B] deze moet verwijderen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [partij A] tot het verbieden van nieuwe camera's en het verbieden van [partij A] om zich in de tuin van [partij B] te bevinden af. De voorzieningenrechter oordeelt dat de belangenafweging in het voordeel van [partij A] uitvalt, omdat de camera in de huidige positie niet gerechtvaardigd is. [partij B] wordt veroordeeld tot het betalen van de buitengerechtelijke kosten van [partij A] en de proceskosten. De vorderingen van [partij B] in reconventie worden afgewezen, omdat de voorzieningenrechter geen onrechtmatige inbreuk op haar privacy door [partij A] kan vaststellen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/694211 / KG ZA 25-1096
Vonnis in kort geding van 16 december 2025
in de zaak van
[partij A]te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.K.W. van den Berg te Amersfoort,
tegen:
[partij B]te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.R. van Leeuwen.
Partijen worden hierna ‘ [partij A] ’ en ‘ [partij B] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 november 2025, met producties 1 tot en met 12;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 6.
1.2.
Op 2 december 2025 is de mondelinge behandeling in deze zaak gehouden. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, mede aan de hand van een pleitnota. Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken op grond van wat er tijdens de zitting is besproken, wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen wonen schuin tegenover elkaar. [partij A] woont in een hoekwoning aan de [adres 1] in [plaats] . [partij B] woont aan de [adres 2] in [plaats] . Zij heeft vanuit de voorkant van haar woning zijdelings uitzicht op de zijkant van de woning en achtertuin (met achteringang) van [partij A] .
2.2.
Eind september 2024 heeft [partij B] een deurbel met camera van het merk ‘Ring’ geïnstalleerd bij haar voordeur (hierna: de deurbelcamera). Naar aanleiding daarvan heeft [partij A] bij [partij B] navraag gedaan over de deurbelcamera. Ook heeft hij de deurbelcamera van dichtbij bekeken en daarvan foto’s gemaakt.
2.3.
Op 2 januari 2025 heeft [partij A] een brief in de bus gedaan bij [partij B] . In die brief heeft [partij A] geschreven dat de deurbelcamera zijn privacy aantast en ook heeft hij diverse voorstellen gedaan voor het aanpassen van de stand van de deurbelcamera, zodat deze geen zicht heeft op zijn woning.
2.4.
Vervolgens hebben partijen geprobeerd om met de hulp van buurtbemiddeling tot een oplossing te komen. In dat kader heeft op 14 mei 2025 een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek heeft [partij B] aangegeven dat zij een offerte bij een elektricien zou opvragen voor het verplaatsen van de deurbelcamera.
2.5.
Bij brief van 17 juni 2025 heeft de advocaat van [partij A] [partij B] gesommeerd om de deurbelcamera te verwijderen, althans zodanige aanpassingen aan te brengen dat geen inbreuk meer wordt gemaakt op de privacy van [partij A] .
2.6.
In een e-mail van 20 juni 2025 heeft [partij B] meegedeeld dat zij voornemens is de deurbelcamera te verplaatsen, dat zij wacht op een offerte van de elektricien en dat verplaatsing binnen vier weken zal zijn gerealiseerd. Ook heeft [partij B] geschreven dat [partij A] actief en bewust inbreuk heeft gemaakt op haar privacy door het meermaals betreden van haar voortuin, het bekijken van haar woning en het opvragen van haar gegevens.
2.7.
Bij e-mail van 12 augustus 2025 heeft de advocaat van [partij A] [partij B] verzocht om binnen twee weken te bevestigen dat de deurbelcamera is verwijderd of is verplaatst, bij gebreke waarvan [partij A] een kort geding zal starten met als inzet de verwijdering van de deurbelcamera.
2.8.
Op 14 augustus 2025 heeft [partij B] daarop gereageerd dat zij nog geen offerte van een elektricien heeft ontvangen. Verder heeft zij gemeld dat zij een andere oplossing heeft gevonden, maar zij dat pas in werking zal stellen als zij antwoord krijgt op haar vragen, [partij A] het weerstation in zijn achtertuin heeft verwijderd althans verplaatst en bewijst dat hij niet langer in bezit is van de foto’s die hij van de woning van [partij B] heeft gemaakt.
2.9.
Bij e-mail van 31 augustus 2025 heeft [partij B] aan [partij A] bericht dat zij een kantelkap op de deurbelcamera heeft geplaatst, waardoor de deurbelcamera naar binnen is gedraaid en niet meer recht naar voren staat.
2.10.
Daarop heeft de advocaat van [partij A] bij e-mail van 9 september 2025 gereageerd dat de aanpassing niet voldoende is en heeft zij namens [partij A] verzocht de deurbelcamera tot minimaal 60 graden te draaien ten opzichte van de muur.
2.11.
Bij brief van 8 oktober 2025 heeft de toenmalige advocaat van [partij B] gereageerd dat het perceel van [partij A] niet in beeld komt. Ter onderbouwing zijn diverse screenshots meegestuurd van het beeld dat wordt vastgelegd door de deurbelcamera. Verder is aan [partij A] verzocht te bevestigen dat zijn weerstation geen camera bevat en is hij gesommeerd om te stoppen met het maken van foto’s van de woning van [partij B] en de gemaakte foto’s te verwijderen.
2.12.
In reactie daarop heeft de advocaat van [partij A] 15 oktober 2025 gemeld dat uit de toegezonden beelden blijkt dat nog steeds inbreuk wordt gemaakt op de privacy van [partij A] .

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[partij A] vordert, zakelijk weergegeven, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [partij B] veroordeelt tot het verwijderen en verwijderd houden van de deurbelcamera aan haar woning, binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500 voor iedere dag of ieder dagdeel dat [partij B] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000;
II. [partij B] verbiedt tot het plaatsen van (nieuwe) (deurbel)camera’s die zich bevinden binnen de zichtlijnen vanuit het perceel van [partij A] en/of op enigerlei wijze zicht geven of de mogelijkheid tot zicht bieden op het perceel van [partij A] en op de openbare weg, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500 voor iedere dag of ieder dagdeel dat [partij B] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000;
III. [partij B] veroordeelt tot vergoeding aan [partij A] van de buitengerechtelijke kosten van € 1.500 althans € 1.228 (twee punten van het liquidatietarief) althans € 762,30 (zoals gevorderd bij brief van 17 juni 2025), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2025;
met veroordeling van [partij B] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[partij A] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [partij B] met de deurbelcamera inbreuk maakt op zijn recht op privacy en daarmee onrechtmatig jegens hem handelt. De deurbelcamera kan namelijk zicht geven op de woning, privéparkeerplaats en tuin van [partij A] .
3.3.
[partij B] voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
[partij B] vordert, zakelijk weergegeven, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [partij A] verbiedt zich in de voortuin van [partij B] te bevinden alsmede foto’s te maken van de woning van [partij B] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500 voor iedere overtreding, met een maximum van € 10.000;
II. [partij A] te veroordelen tot permanente verwijdering van de door hem van de woning van [partij B] of een deel daarvan gemaakte foto’s en alle – zowel analoge en digitale kopieën daarvan – binnen veertien dagen na datum van het vonnis in deze procedure, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500 per dag dat [partij A] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000;
met veroordeling van [partij A] in de proceskosten.
3.5.
Daartoe voert [partij B] , samengevat, aan dat [partij A] inbreuk maakt op haar recht op privacy door herhaaldelijk haar voortuin te betreden, door haar keukenraam naar binnen te kijken, gegevens van haar op te vragen, haar intimiderend te benaderen en foto’s van haar woning en voordeur te maken.
3.6.
[partij A] voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1.
In kort geding kan de rechter in spoedeisende zaken op grond van een voorlopig oordeel over het geschil van partijen een voorlopige voorziening geven. De voorzieningenrechter moet beoordelen of de ingestelde vorderingen in een eventuele bodemprocedure zodanige kans van slagen hebben dat vooruitlopend daarop toewijzing van een voorlopige voorziening gerechtvaardigd is.
4.2.
Beide partijen leggen aan hun vordering ten grondslag dat de wederpartij met zijn/haar gedragingen inbreuk maakt op het recht op privacy en zodoende onrechtmatig handelt. Daarmee is het spoedeisend karakter van de vorderingen (zowel in conventie als in reconventie) gegeven.
in conventie
4.3.
De voorzieningenrechter zal eerst beoordelen of [partij B] met het gebruik van haar deurbelcamera onrechtmatig inbreuk maakt op het recht van [partij A] op eerbiediging van zijn privacy. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat een inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in beginsel een onrechtmatige daad oplevert. Indien sprake is van een onrechtmatige inbreuk op het recht van [partij A] , kan de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond aan deze inbreuk het onrechtmatige karakter ontnemen. Of zo’n rechtvaardigingsgrond zich voordoet, kan slechts worden beoordeeld in het licht van de omstandigheden van het geval, door tegen elkaar af te wegen enerzijds de ernst van de inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en anderzijds de belangen die met de inbreukmakende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend. Daarbij moet worden meegewogen of er andere manieren voor [partij B] zijn om haar doel te bereiken.
4.4.
De deurbelcamera is bevestigd naast de voordeur van [partij B] . Uit de camerabeelden die [partij B] als bijlage bij haar brief van 8 oktober 2025 aan [partij A] heeft gestuurd, valt af te leiden dat zich (onder andere) de achterkant van de woning van [partij A] en zijn achtertuin met uitrit in het zicht van de deurbelcamera bevinden. Daarmee maakt [partij B] inbreuk op de privacy van [partij A] en dat levert in beginsel een onrechtmatige daad op.
4.5.
[partij B] heeft ter rechtvaardiging van die inbreuk aangevoerd dat de deurbelcamera noodzakelijk is om haar gevoel van onveiligheid weg te nemen. Met de deurbelcamera kan zij zien wie voor haar deur staat, wie afval in haar tuin gooit en welke honden van buurtbewoners hun behoeften doen in haar tuin. Sinds zij de deurbelcamera heeft geplaatst, heeft zij daar geen last meer van, aldus [partij B] . Hoewel [partij B] zonder meer belang heeft om te kunnen zien wie haar voortuin betreedt en op die manier haar eigendom kan beschermen, weegt dit belang naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet op tegen de inbreuk die de deurbelcamera maakt op de privacy van [partij A] .
4.6.
Voor dat oordeel acht de voorzieningenrechter ten eerste van belang dat de deurbelcamera niet slechts een live-verbinding faciliteert op het moment dat bij [partij B] wordt aangebeld, maar dat deze al begint met opnemen op het moment dat iemand de voortuin van [partij B] betreedt. Op dat moment wordt een groot deel van de straat, waaronder dus de achterkant van de woning en achtertuin met uitrit van [partij A] , in beeld gebracht. [partij B] heeft aangevoerd dat zij de tuin van [partij A] heeft afgeschermd met een zogenoemd ‘privacy-mask’. Nog daargelaten dat dit ‘privacy-mask’ niet de gehele woning en tuin van [partij A] afschermt, zoals volgt uit de onder 4.4 genoemde beelden, geldt dat [partij B] deze filter op ieder moment eigenhandig en zonder medeweten van [partij A] kan uitschakelen. Verder weegt de voorzieningenrechter mee dat [partij B] de gemaakte beelden kan opslaan, terugkijken en verspreiden. Dat is een veel verstrekkendere inbreuk op de privacy van [partij A] dan een deurbelcamera die alleen live degene die aanbelt in beeld brengt, maar geen beelden opslaat. Volgens [partij B] is deze mogelijkheid van opslaan beperkt tot een periode van 30 dagen en verwijdert zij de beelden in de regel na één week. Welk belang van [partij B] wordt gediend met de opslag van de beelden heeft zij niet toegelicht. En bovendien geldt ook hier dat de verwijdering ervan voor [partij A] niet te controleren valt. Tot slot is van belang dat [partij A] onweersproken heeft gesteld dat [partij B] het zicht van de deurbelcamera met relatief eenvoudige aanpassingen kan veranderen dan wel de deurbelcamera kan verplaatsen, zodanig dat de woning van [partij A] in het geheel niet in beeld wordt gebracht terwijl [partij B] nog steeds zicht houdt op haar voortuin. Het door [partij B] nagestreefde doel kan dus ook met een minder verstrekkend middel worden bereikt.
4.7.
Dat meerdere directe buren van [partij B] ook camera’s hebben en [partij A] hen (nog) niet heeft aangesproken, zoals [partij B] stelt, maakt het voorgaande niet anders. Deze (andere) camera’s zijn geen onderwerp van deze kortgedingprocedure en bovendien heeft [partij A] tijdens de zitting verklaard dat hij de uitkomst van deze onderhavige procedure wenst af te wachten en zich dan zal beraden op eventuele vervolgstappen.
4.8.
De conclusie is dat de belangenafweging uitvalt in het voordeel van [partij A] en de deurbelcamera in de huidige positie in combinatie met de huidige opnamemogelijkheden een ongerechtvaardigde inbreuk maakt op de privacy van [partij A] . [partij B] moet de deurbelcamera daarom verwijderen en de voorzieningenrechter zal haar daartoe ook veroordelen op de wijze zoals in het dictum vermeld. Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gemaximeerd.
4.9.
Voor toewijzing van het door [partij A] gevorderde verbod op het plaatsen van (nieuwe) (deurbel)camera’s die zich bevinden binnen de zichtlijnen vanuit het perceel van [partij A] en/of (mogelijk) zicht geven op zijn perceel, ziet de voorzieningenrechter echter geen ruimte. Zoals hiervoor al is overwogen, kan [partij B] de deurbelcamera immers zo positioneren of verplaatsen en instellen dat geen sprake meer is van een ongerechtvaardigde inbreuk op de privacy van [partij A] . Daarbij geldt overigens wel dat [partij B] , indien zij daartoe overgaat, er verstandig aan doet [partij A] gelijktijdig in de gelegenheid te stellen om aan de hand van (live)beelden te controleren of zijn woning en tuin daadwerkelijk uit het zicht van de deurbelcamera blijven. De voorzieningenrechter geeft partijen in overweging om hierover, zo nodig bijgestaan door hun advocaten, in overleg te treden.
4.10.
[partij A] maakt tot slot aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. Deze vordering is door [partij B] niet weersproken. Gebleken is dat de advocaat van [partij A] veelvuldig met [partij B] heeft gecorrespondeerd en met haar in contact is geweest om tot verwijdering van de deurbelcamera te komen, maar dat dit niet tot positief resultaat heeft geleid. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten zal daarom worden toegewezen, waarbij de voorzieningenrechter voor de hoogte van de buitengerechtelijke kosten zal aansluiten bij het rapport BGK-integraal dat voor vorderingen van onbepaalde waarde een vergoeding van € 925 voorschrijft. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten wordt toegewezen vanaf 7 november 2025 (datum dagvaarding).
4.11.
[partij B] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [partij A] worden begroot op:
- dagvaarding € 145,45
- griffierecht € 1.374
- salaris advocaat € 1.107
- nakosten € 139 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 2.765,45
4.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
4.13.
[partij B] vordert in reconventie een verbod voor [partij A] om zich in de tuin van [partij B] te bevinden en om foto’s te maken van haar woning. Ook vordert zij dat [partij A] de door hem gemaakte foto’s permanent verwijdert. Volgens haar maakt [partij A] met het betreden en foto’s maken van haar tuin een onrechtmatige inbreuk op het recht op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze vorderingen niet toewijsbaar zijn en licht dat als volgt toe.
4.14.
De voorzieningenrechter ziet om te beginnen geen ruimte voor oplegging van door [partij A] gevorderde locatieverbod. Uit het dossier leidt de voorzieningenrechter af dat [partij A] de voortuin van [partij B] in december 2024 een paar keer heeft betreden om de deurbelcamera te bekijken/fotograferen en in gesprek te treden met [partij B] en dat hij in januari 2025 de tuin nogmaals heeft betreden om een brief in de bus van [partij B] te doen. Hoewel de voorzieningenrechter zich – gelet op de inmiddels bekoelde verhouding tussen partijen – kan voorstellen dat [partij B] het niet prettig vindt dat [partij A] haar tuin betreedt, kwalificeren deze incidentele tuinbezoeken in het kader van het voorliggende geschil naar voorlopig oordeel niet als een onrechtmatige inbreuk op de levenssfeer van [partij B] . Ook is niet gebleken dat [partij A] zich nadien nog in de tuin van [partij B] heeft begeven en de voorzieningenrechter gaat ervan uit dat [partij A] zich in dat kader ook zeer terughoudend zal opstellen. Het gevorderde locatieverbod zal daarom worden afgewezen.
4.15.
Verder ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om aan [partij A] een gebod op te leggen om de door hem gemaakte foto’s te verwijderen en hem te verbieden om nieuwe foto’s van de woning van [partij B] te maken. Daarvoor is allereerst van belang dat [partij A] de foto’s van de deurbelcamera en (een deel van) de woning van [partij B] ter onderbouwing van zijn standpunt heeft gemaakt, net zoals [partij B] op haar beurt foto’s van de woning van [partij A] heeft gemaakt ter staving van haar stellingen. Verder heeft [partij A] toegezegd dat hij de foto’s zal verwijderen zodra daarvoor geen juridische noodzaak meer bestaat en deze ook niet zal gebruiken voor andere doeleinden. De voorzieningenrechter ziet op voorhand geen aanleiding voor de verwachting dat [partij A] zich niet aan die toezegging zal houden. Daarom zal ook dit deel van de vordering worden afgewezen.
4.16.
[partij B] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [partij A] worden begroot op:
- salaris advocaat € 553,50 (€ 1.107 x 0,5 punt)
- nakosten € 139 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 692,50

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt [partij B] om de deurbelcamera binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te verwijderen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500 voor iedere dag of ieder dagdeel dat [partij B] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van
€ 10.000;
5.2.
veroordeelt [partij B] om aan [partij A] te betalen een bedrag van € 925 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 7 november 2025;
5.3.
veroordeelt [partij B] in de proceskosten van € 2.765,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [partij B] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [partij B] € 46 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.4.
veroordeelt [partij B] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen van [partij B] af;
5.8.
veroordeelt [partij B] in de proceskosten van € 692,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [partij B] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [partij B] € 46 extra betalen, plus de kosten van betekening.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2025.
fjs