ECLI:NL:RBDHA:2025:2410

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
C/09/678790 / KG ZA 25-44
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding inzake zorgregeling en politieonderzoek naar vermeend misbruik van minderjarige kinderen

In deze zaak, die op 7 februari 2025 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man, die voormalige echtgenoten zijn en samen twee minderjarige kinderen hebben. De vrouw heeft een kort geding aangespannen om de zorgregeling met de man op te schorten, omdat er een politieonderzoek loopt naar vermeend seksueel misbruik van hun jongste kind, [minderjarige 2]. De vrouw vordert dat de kinderen voorlopig aan haar worden toevertrouwd en dat de man wordt verboden om contact met hen te hebben zolang het onderzoek loopt. De man ontkent de beschuldigingen en vordert in reconventie dat de vrouw de zorgregeling nakomt en de kinderen naar school brengt.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de zorgregeling met de man voor [minderjarige 2] moet worden opgeschort totdat Veilig Thuis heeft vastgesteld dat het kind veilig naar de man kan. Voor [minderjarige 1] wordt de zorgregeling ook opgeschort totdat het studioverhoor bij de politie heeft plaatsgevonden. De vrouw wordt gelast om de kinderen vanaf 10 februari 2025 weer naar school te brengen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de vrouw tot een contactverbod en een gebiedsverbod afgewezen, maar heeft wel benadrukt dat de man zich niet op school moet vertonen om onrust te voorkomen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/678790 / KG ZA 25-44
Vonnis in kort geding van 7 februari 2025
in de zaak van
[de vrouw]te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
de vrouw,
advocaat mr. A. van Toorn te Rotterdam,
tegen:
[de man]te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M. Groenleer te ’s-Gravenhage.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vrouw’ en ‘de man’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
-de conclusie van antwoord, tevens houdende eisen in reconventie, met producties;
-de akte overleggen producties van de vrouw van 29 januari 2025;
-de reactie van de man op de akte van vrouw van 30 januari 2025;
-de akte overleggen productie van de vrouw van 30 januari 2025;
- de op 31 januari 2025 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest van [datum 1] 2016 tot [datum 2] 2024.
2.2.
Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2017 te [geboorteplaats 1] ,
Verenigd Koninkrijk;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2020 te
[geboorteplaats 2] .
2.3.
De vrouw en de man oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
2.4.
De man heeft de Nederlandse nationaliteit en de vrouw heeft de Spaanse nationaliteit. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben in ieder geval beiden zowel de Nederlandse als de Spaanse nationaliteit.
2.5.
Bij vonnis in kort geding van 10 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter, voor zover hier van belang:
in conventie
- een voorlopige zorgregeling bepaald waarbij de kinderen bij de man zullen zijn:
- de eerste twee weken na dit vonnis:
- maandag 14.30 tot 17.00 uur;
- woensdag 12.00 tot 17.00 uur;
- donderdag 14.00/14.30 tot 17.00 uur;
- daarna gedurende twee weken:
- maandag 14.30 tot 19.00 uur;
- woensdag 12.00 tot 19.00 uur;
- donderdag 14.00/14.30 tot 19.00 uur;
- daarna zullen de kinderen bij de man zijn:
- maandag 14.30 uur tot 19.00 uur;
- woensdag 12.00 uur tot donderdag 19.00 uur;
voor alle contact momenten geldt dat de man haalt en brengt, in beginsel haalt de man de kinderen op van school/de kinderopvang en brengt hij hen bij de vrouw terug, waarbij deze ophaaltijden gelden ook als er geen school of kinderopvang is, in dat geval haalt de man de kinderen bij de vrouw op, en wanneer de man de kinderen om 19.00 uur bij de vrouw terugbrengt eten de kinderen hun avondeten met de man;
  • de vrouw gelast om het adres waar zij met de kinderen verblijft uiterlijk een dag voorafgaand aan het eerste contactmoment aan de man kenbaar te maken;
  • bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
in reconventie
  • de vordering van de vrouw tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning afgewezen;
  • bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
2.6.
Bij beschikking van deze rechtbank van 7 november 2023 is, voor zover hier van belang, bepaald dat:
  • de kinderen de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
  • de kinderen met ingang van 8 januari 2024 in het kader van een co-ouderschapsregeling week-op-week-af bij de man en vervolgens bij de vrouw zullen verblijven, waarbij het wisselmoment zal zijn op maandag, voor [minderjarige 1] op school en voor [minderjarige 2] (althans totdat zij naar de basisschool gaat) op het kinderdagverblijf en indien er geen school is op maandag 09.00 uur.
2.7.
Tegen voornoemde beschikking van de rechtbank heeft de man op 18 januari 2024 hoger beroep ingesteld. De mondelinge behandeling bij het Hof is gepland op 21 februari 2025.
2.8.
Bij deze rechtbank heeft de man op 13 november 2024 een wijzigingsprocedure aanhangig gemaakt met betrekking tot het gezag en de kinderalimentatie, bekend onder zaak- en rekestnummer C/09/675651 / FA RK 24-8155.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vrouw vordert:
de kinderen voorlopig aan de vrouw toe te vertrouwen en de zorgregeling op te schorten zolang het politieonderzoek naar het vermeende misbruik van [minderjarige 2] gaande is;
de man te verbieden om contact te hebben met de vrouw en de kinderen, zolang het politieonderzoek naar het vermeende misbruik van [minderjarige 2] gaande is;
de man te verbieden om zich binnen een straal van 500 meter bij de woning van de vrouw en de school van de kinderen (De [naam school] , [adres 1] , [postcode 1] [plaatsnaam] ) op te houden of deze te passeren, zolang het politieonderzoek naar het vermeende misbruik van [minderjarige 2] gaande is;
de man te verbieden om zich binnen een straal van 500 meter bij de voetbalvereniging ( [voetbalvereniging] , [adres 2] , [postcode 2] [plaatsnaam] ) en de zwemschool van de kinderen ( [zwemschool] , [adres 3] , [postcode 3] [plaatsnaam] ) op te houden of deze te passeren, zolang het politieonderzoek naar het vermeende misbruik van [minderjarige 2] gaande is;
de man te veroordelen in de kosten van deze procedure;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Daartoe voert de vrouw – samengevat – het volgende aan. De kinderen hebben bij de vrouw zorgelijke signalen afgegeven wat erop zou wijzen dat [minderjarige 2] seksueel is misbruikt door de man. [minderjarige 2] doet uitspraken met het wijzen naar haar kruis en zegt ‘
daddy hurt me here’. De vrouw is hiervan enorm geschrokken en is naar de politie gestapt. Er loopt nu een politieonderzoek en de kinderen zullen in een studioverhoor door de politie worden gehoord. De vrouw maakt zich grote zorgen om de veiligheid van de kinderen. De vrouw wil dat de kinderen bij voorkeur zolang het politieonderzoek loopt, maar in ieder geval totdat het politieverhoor met de kinderen heeft plaatsgevonden, niet naar de man gaan. De vrouw zit momenteel op een onbekende verblijfplaats met de kinderen en brengt de kinderen ook niet naar school, omdat de man de kinderen daar zou kunnen ophalen. De vrouw vindt dit ook een allesbehalve wenselijke situatie, maar wil niet dat de kinderen voordat het politieverhoor plaatsvindt, door de man worden beïnvloed.
3.3.
De man voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
De man vordert:
de vrouw te veroordelen om uitvoering te geven aan de zorgregeling die bij beschikking van deze rechtbank van 7 november 2023 is vastgesteld, en in dat kader de kinderen op de dag van de uitspraak van de rechtbank per direct naar de woning van de man terug te brengen c.q. de kinderen aan hem af te geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 3.000,- per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat de vrouw zich niet aan deze veroordeling houdt, te beginnen op de dag waarop de rechtbank vonnis wijst, zulks met een maximum van € 50.000,-;
de man op grond van artikel 812 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te machtigen om voorgaande beslissing, zo nodig, ten uitvoer te laten leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
de vrouw te veroordelen om binnen een week na dagtekening van de uitspraak van de rechtbank alle kinderpaspoorten aan de man af te geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat de vrouw deze termijn niet nakomt, te beginnen op de dag na ommekomst van de termijn van een week na de dag waarop de rechtbank vonnis wijst, zulks met een maximum van € 25.000,-;
e vrouw te gelasten om beide kinderen in de week dat ze bij de vrouw zijn naar school en [minderjarige 1] naar zwemles te brengen, behoudens ziekte aan te tonen middels een doktersverklaring, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag, een dagdeel daaronder begrepen, zulks met een maximum van € 25.000,-;
de vrouw te veroordelen om binnen drie dagen na dagtekening van de uitspraak van de rechtbank haar nieuwe verblijfplaats aan de man kenbaar te maken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat de vrouw deze termijn niet nakomt, te beginnen op de dag na ommekomst van de termijn van een week, zulks met een maximum van € 25.000,-;
de vrouw te veroordelen in de proceskosten van dit geding;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.5.
Daartoe voert de man – samengevat – het volgende aan. De man ontkent de beschuldigingen van de vrouw met klem. De man stelt dat er sprake is van een herhaling van zetten uit 2022 door de vrouw. Toen beschuldigde de vrouw de man (ook) van kindermishandeling, en impliciet van seksueel misbruik. Die aangifte heeft uiteindelijk geleid tot sepot met sepotcode 01. De vrouw heeft volgens de man toen een valse aangifte gedaan. De vrouw doet nu weer een valse aangifte, en het moet niet zo kunnen zijn dat de man daardoor wéér een tijd zonder gegronde reden zijn kinderen niet ziet. De man ziet zijn kinderen sinds 30 december 2024 niet meer, door toedoen van de vrouw. De vrouw brengt grote schade aan de kinderen toe door onder te duiken en door ze niet naar school te brengen. Volgens de man is de vrouw kwaadwillend bezig met de man uit het leven van de kinderen te weren en de man staat ervan versteld dat het de vrouw weer lukt.
3.6.
De vrouw voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie en in reconventie
4.1.
Gelet op de samenhang tussen de over en weer ingestelde vorderingen zal de voorzieningenrechter deze gezamenlijk behandelen.
Toevertrouwing en het contact tussen de man en de kinderen
4.2.
Als uitgangspunt geldt dat er regelmatig contact dient te zijn tussen de kinderen en hun beide ouders. Dit is alleen anders als er sprake is van zwaarwegende omstandigheden die maken dat dit contact niet in het belang van de kinderen zou zijn.
4.3.
Verder is het uitgangspunt in deze zaak dat er een aangifte tegen de man ligt, op basis waarvan er momenteel een politieonderzoek loopt waarbij de kinderen in een studioverhoor zullen worden gehoord, [minderjarige 2] als eventueel slachtoffer en [minderjarige 1] als getuige. Het is niet aan de voorzieningenrechter om een oordeel te geven over de vraag of het gaat om een terechte of een valse aangifte. Ook kan de voorzieningenrechter niet vaststellen wat de waarheid is en wat er wel of niet is gebeurd. De voorzieningenrechter gaat uit van de feitelijke situatie zoals deze nu is, namelijk dat er een aangifte tegen de man ligt, er een politieonderzoek én een onderzoek door Veilig Thuis loopt en de kinderen in beide onderzoeken zullen worden gehoord.
4.4.
De vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming die bij de zitting aanwezig was, heeft de vraag naar voren gebracht waarom beide kinderen in deze situatie niet naar de vader zouden mogen gaan, omdat de aangifte die er nu ligt alleen [minderjarige 2] betreft. Met de raadsvertegenwoordiger is de voorzieningenrechter van oordeel dat de huidige situatie voor [minderjarige 2] anders is dan voor [minderjarige 1] .
4.5.
Ten aanzien van [minderjarige 2] is de voorzieningenrechter van oordeel dat het nu in haar belang is dat de zorgregeling met de man wordt opgeschort totdat Veilig Thuis heeft aangegeven dat [minderjarige 2] veilig naar de man toe kan, al dan niet met, indien nodig, te maken veiligheidsafspraken. Zoals hiervoor vermeld kan de voorzieningenrechter niet zonder meer meegaan in het betoog van de man dat de vrouw een valse aangifte heeft gedaan. Ongeacht de uitkomst van het politieonderzoek in 2022 ligt er nu (wederom) een aangifte tegen de man en gaan politie en Veilig Thuis onderzoek doen. Het is niet aan de voorzieningenrechter om op de uitkomst van deze onderzoeken vooruit te lopen. Omdat de politie onderzoek zal doen naar eventueel strafbare gedragingen in het verleden en Veilig Thuis zich meer zal richten op de veiligheid van de kinderen, acht de voorzieningenrechter het noodzakelijk dat Veilig Thuis concludeert dat [minderjarige 2] veilig naar de vader kan voordat de zorgregeling op enigerlei wijze hervat kan worden.
4.6.
Ten aanzien van [minderjarige 1] zal de voorzieningenrechter bepalen dat de zorgregeling met de man wordt opgeschort, totdat [minderjarige 1] door de politie is gehoord. Dit om beïnvloeding van [minderjarige 1] door de man te voorkomen. De voorzieningenrechter gaat niet mee in het verweer van de man dat de kinderen nu toch ook door de vrouw kunnen worden beïnvloed. In de situatie zoals deze nu is, is het de man tegen wie de aangifte is gedaan en moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter beïnvloeding van de kinderen door de man worden voorkomen. Nadat het politieverhoor van de kinderen heeft plaatsgevonden, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter [minderjarige 1] wel weer volgens de zorgregeling naar zijn vader. Vanaf dat moment is de zorgregeling ten aanzien van [minderjarige 1] dus niet meer opgeschort en moet de vrouw die nakomen. De voorzieningenrechter zal daaraan geen dwangsom of tenuitvoerlegging met behulp van de sterke arm van politie en justitie verbinden. De vrouw heeft verklaard dat zij de kinderen niet van hun vader wil weghouden en slechts handelt vanuit een zorg op basis van wat [minderjarige 2] bij de vrouw heeft aangegeven. De voorzieningenrechter gaat er daarom van uit dat de vrouw na het politieverhoor [minderjarige 1] ook zonder dwangsom of dreiging met de sterke arm weer naar de man zal laten gaan.
4.7.
De vordering van de vrouw tot voorlopige toevertrouwing van de kinderen aan haar zal de voorzieningenrechter afwijzen. De kinderen hebben de hoofdverblijfplaats al bij de vrouw en de vrouw heeft daarom geen belang bij haar vordering tot voorlopige toevertrouwing van de kinderen.
Contact- en gebiedsverbod, school en zwemles
4.8.
De vrouw vordert een gebiedsverbod ten aanzien van haar woning, de school van de kinderen, de voetbalvereniging en de zwemschool van de kinderen. Deze vorderingen zal de voorzieningenrechter, gelet op de omstandigheid dat een gebiedsverbod – zeker met een straal van de gevorderde 500 meter – een zeer verstrekkende maatregel is, afwijzen. Ten aanzien van de woning overweegt de voorzieningenrechter dat de vrouw daar momenteel niet verblijft, zodat alleen al daarom een gebiedsverbod niet noodzakelijk is. Ten aanzien van de voetbalvereniging en de zwemschool oordeelt de voorzieningenrechter dat de vrouw de kinderen naar zwemles en voetbal kan brengen nu de zorgregeling is opgeschort en de man daarom de kinderen daar niet kan ophalen. Indien de vrouw vreest dat de man de kinderen opzoekt bij zwemles en voetbal en er daardoor onrust ontstaat, is het aan haar om te beslissen of de kinderen wel of niet naar zwemles dan wel voetbal gaan voor de duur van de opschorting van de zorgregeling. Een gebiedsverbod gaat daarvoor te ver. De voorzieningenrechter spreekt wel de hoop uit dat de kinderen kunnen voetballen en zwemmen zonder dat er onrust om hen heen ontstaat en als het daarvoor nodig is dat de man uit de buurt blijft, hij dat zal doen. De voorzieningenrechter zal daarbij de vordering van de man om de vrouw te gelasten [minderjarige 1] naar zwemles te brengen, afwijzen.
4.9.
Ten aanzien van de school overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Gebleken is dat de kinderen momenteel niet naar school gaan, omdat zij dagelijks door de vrouw worden ziekgemeld. De man vordert de vrouw te gelasten om de kinderen naar school te brengen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag(deel) met een maximum van € 25.000,-. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het zeer onwenselijk en niet in het belang van de kinderen dat zij al een tijd niet naar school worden gebracht. Zij moeten zo snel mogelijk – onbelemmerd – weer naar school kunnen gaan. De voorzieningenrechter zal beslissen dat de vrouw de kinderen – met ingang van aankomende maandag 10 februari 2025 – weer naar school moet brengen.
4.10.
De voorzieningenrechter acht het van belang acht dat de man tijdens de opschorting van de zorgregeling niet op school komt. De school heeft te allen tijde als een veilige plek voor de kinderen te gelden, waar geen (kans op) onrust moet ontstaan door de (mogelijke) aanwezigheid van ruziënde ouders, een boze ouder of een ouder met wie zij niet mee mogen. Echter zal het door de vrouw gevorderde verbod voor de man om in een straal van 500 meter van de school van de kinderen te komen, worden afgewezen gezien de verstrekkende maatregel die een dergelijk gebiedsverbod is. De voorzieningenrechter doet daarbij wel een dringend beroep op de man om – totdat de zorgregeling ten aanzien van [minderjarige 1] dan wel [minderjarige 2] is hervat – niet op de school van de kinderen te verschijnen. In het belang van de kinderen moet gedoe op school/het schoolplein worden voorkomen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de man zich hieraan zal houden.
4.11.
Gelet op de verklaring van de vrouw dat zij de kinderen niet naar school brengt uit vrees dat de man de kinderen van school zal halen, is oplegging van de door de man gevorderde dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing omtrent het naar school gaan van de kinderen, aangewezen.
4.12.
Het door de vrouw gevorderde contactverbod zal worden afgewezen. De zorgregeling zal voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] een bepaalde (van elkaar verschillende) tijd worden opgeschort en op de man wordt voorlopig een beroep gedaan om niet op de school te komen. Een contactverbod acht de voorzieningenrechter dan niet nodig.
Paspoorten
4.13.
De man vordert de vrouw te veroordelen om alle kinderpaspoorten aan de man af te geven. De man vreest dat de vrouw haar volgende onderduikadres in het buitenland zal kiezen. De voorzieningenrechter zal deze vordering afwijzen. De vrouw heeft in januari 2025 tijdens haar vakantie in Spanje zorgelijke signalen van [minderjarige 2] ontvangen en is vervolgens teruggekomen naar Nederland. Zij heeft in Nederland aangifte bij de politie gedaan en in Nederland contact gezocht met diverse hulpverlenende instanties. De voorzieningenrechter ziet daarom geen gegronde reden voor een veroordeling tot afgifte van de paspoorten.
Verblijfplaats kenbaar maken
4.14.
De man vordert de vrouw te veroordelen om haar nieuwe verblijfplaats aan de man kenbaar te maken. Gelet op de beslissingen die de voorzieningenrechter zal nemen, wordt geen aanleiding gezien om deze vordering toe te wijzen. De man heeft bij deze beslissingen geen belang bij het kenbaar worden van de huidige verblijfplaats van de vrouw.
Proceskosten
4.15.
Zowel de man als de vrouw vorderen over en weer elkaar in de proceskosten te veroordelen.
4.16.
De voorzieningenrechter overweegt dat tussen ex-partners terughoudend wordt omgegaan met een proceskostenveroordeling om te voorkomen dat de relatie tussen partijen nog verder wordt belast. In veel gevallen moeten partijen nog met elkaar door, bijvoorbeeld als ouders van hun kinderen, wat in deze situatie ook het geval is. Als hoofdregel geldt dan ook dat de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Slechts in uitzonderlijke gevallen wordt van deze hoofdregel afgeweken, bijvoorbeeld als kosten zijn ontstaan door een onredelijke houding van de wederpartij. Deze nodeloze kosten kunnen dan ten laste worden gebracht van de partij die deze heeft veroorzaakt. Hieronder vallen ook nodeloze kosten die zijn veroorzaakt doordat onnodig wordt geprocedeerd.
4.17.
Nu partijen over en weer vorderingen hebben ingediend, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om te bepalen dat iedere partij (zowel in conventie als in reconventie) de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
schort de zorgregeling ten aanzien van [minderjarige 2] met de man op, totdat Veilig Thuis heeft aangegeven dat [minderjarige 2] veilig naar de man toe kan, al dan niet met te maken veiligheidsafspraken;
5.2.
schort de zorgregeling ten aanzien van [minderjarige 1] met de man op totdat het studioverhoor bij de politie heeft plaatsgevonden;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.6.
veroordeelt de vrouw tot nakoming van de zorgregeling ten aanzien van [minderjarige 1] vanaf het moment dat het studioverhoor bij de politie heeft plaatsgevonden;
5.7.
gelast de vrouw om de kinderen vanaf maandag 10 februari 2025 naar school te brengen, behoudens ziekte aan te tonen middels een doktersverklaring, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag, een dagdeel daaronder begrepen, met een maximum van € 25.000,-;
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.10.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Witteman en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2025.
RPB