ECLI:NL:RBDHA:2025:24219
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens ontbreken formele connexiteit in bestuursrechtelijke zaak
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 december 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Het verzoeker, een inwoner van Delft, had bezwaar gemaakt tegen de opschorting van zijn bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Delft. Het college had verzocht om aanvullende informatie, maar verzoeker had hier niet aan voldaan, wat leidde tot de opschorting van zijn uitkering per 1 november 2025. Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening om zijn uitkering door te laten betalen.
Echter, tijdens de zitting op 8 december 2025 trok het college het bestreden besluit in, waardoor er geen formele connexiteit meer bestond tussen het verzoek om een voorlopige voorziening en de bodemprocedure. De voorzieningenrechter legt uit dat een verzoek om een voorlopige voorziening alleen ontvankelijk is als er tegelijkertijd een bodemprocedure loopt tegen hetzelfde besluit. Aangezien het college het besluit had ingetrokken, was er geen bodemprocedure meer aan de gang, en werd het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat het college het door verzoeker betaalde griffierecht en de gemaakte reiskosten zal vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, in aanwezigheid van mr. F. Leichel, griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.