Op 17 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de wijziging van voornamen van een verzoekster, die in het Verenigd Koninkrijk woont. Het verzoekschrift, ingediend op 15 mei 2025, strekt tot wijziging van de voornamen van de verzoekster in '[voornamen 2]', zodat zij voortaan zal worden geheten '[voornamen 2] [geslachtsnaam 1]'. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder het verzoekschrift en bijlagen, en heeft vastgesteld dat verzoekster in Nederland is geboren en de Nederlandse nationaliteit heeft. Hierdoor is de rechtbank bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
De rechtbank heeft de rechtsmacht en het toepasselijke recht beoordeeld. Op basis van artikel 3, aanhef en sub c, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 10:20 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is vastgesteld dat Nederlands recht van toepassing is op het verzoek tot voornaamswijziging. De rechtbank heeft ook de relatieve bevoegdheid beoordeeld en geconcludeerd dat zij bevoegd is om te beslissen op het verzoek, ondanks het feit dat verzoekster in het buitenland woont.
In de inhoudelijke beoordeling heeft de rechtbank vastgesteld dat een voornaamswijziging, indien toegewezen, pas tot stand komt door een latere vermelding aan de geboorteakte. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende zwaarwichtig belang is bij de toewijzing van het verzoek tot voornaamswijziging en dat de gevraagde voornamen geoorloofd zijn volgens de maatstaven van artikel 1:4 lid 2 BW. De rechtbank heeft daarom besloten het verzoek tot wijziging van de voornaam van verzoekster toe te wijzen, zodat haar voornamen zullen luiden: '[voornamen 2]'.