ECLI:NL:RBDHA:2025:2425

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
SGR 24/9341
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking beroep tegen besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 februari 2025, in de zaak met nummer SGR 24/9341, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van verweerder in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had op 6 februari 2024 bezwaar gemaakt tegen een besluit van 29 november 2023 en had verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een beslissing. Na het indienen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, heeft verzoekster op 28 januari 2025 het beroep ingetrokken. Verweerder heeft vervolgens alsnog een beslissing genomen op het bezwaar en verzoekster heeft verzocht om een proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder geheel tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster, omdat er een beslissing is genomen op het bezwaar. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, waarbij de gemaakte proceskosten worden vastgesteld op € 453,50. Dit bedrag is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij rekening is gehouden met de rechtsbijstand die door een derde is verleend. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, in aanwezigheid van griffier mr. M. Klaus, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/9341

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 februari 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. M. Hartkoorn),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. M.A. Bakker).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van verweerder in de proceskosten.
1.1.
Verzoekster heeft op 6 februari 2024 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 29 november 2023. Op 25 juni 2024 heeft verzoekster verweerder in gebreke gesteld in verband met het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar.
1.2.
Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft partijen uitgenodigd op de zitting van 14 februari 2025. Deze zitting gaat niet door omdat verzoekster op 28 januari 2025 het beroep heeft ingetrokken. Verweerder heeft alsnog een beslissing genomen op het bezwaar. Verzoekster heeft verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
1.5.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld zich niet te verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
1.6.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is verweerder aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of verweerder geheel of gedeeltelijk aan het beroep van verzoekster is tegemoetgekomen. Omdat verweerder alsnog een beslissing heeft genomen op het bezwaar, stelt de rechtbank vast dat verweerder geheel tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Welk bedrag aan proceskosten moet verweerder aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De gemaakte proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. [3] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot verweerder wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.