ECLI:NL:RBDHA:2025:2426

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
SGR 24/8436
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen in sociale zekerheidszaak

Op 19 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen het Centraal Bureau voor de Statistiek (eiser) en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder). Eiser had op 16 februari 2024 verzocht om een herbeoordeling van de uitkering van zijn werkneemster op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Aangezien verweerder niet tijdig op dit verzoek had beslist, heeft eiser beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder is overschreden en heeft het beroep gegrond verklaard. Verweerder is opgedragen om binnen twee maanden na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op vergoeding van het betaalde griffierecht en de proceskosten zijn vastgesteld op € 907,-. De uitspraak is gedaan door rechter D.R. van der Meer, in aanwezigheid van griffier M. Klaus.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/8436

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 februari 2025 in de zaak tussen

Centraal Bureau voor de Statistiek, uit Den Haag, eiser

(gemachtigde: drs. H.E. Wonnink),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. B.M. de Wolff).

Inleiding

1.1.
Eiser heeft op 16 februari 2024 verzocht om een herbeoordeling van de uitkering die zijn werkneemster op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ontvangt.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op het verzoek om herbeoordeling.
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft beroep op 14 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat de termijn om te beslissen op het bezwaar is overschreden. Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld en sinds de ontvangst daarvan door verweerder zijn meer dan twee weken verstreken. Niet is gebleken dat verweerder alsnog heeft beslist op het bezwaar. Het beroep is daarom gegrond.
3. Verweerder heeft op 23 juli 2024 een dwangsombeslissing genomen, waarin aan eiser een dwangsom van € 1.442,- is toegekend. Gelet hierop hoeft de rechtbank de hoogte van de verbeurde bestuurlijke dwangsom niet vast te stellen.
4.1.
Partijen hebben op de zitting hun standpunten nader toegelicht. Eiser geeft aan dat verweerder niet kampt met een capaciteitsprobleem maar met een productiviteitsprobleem, zoals ook volgt uit het rapport Procesoptimalisatie WIA-claimbeoordeling van EY. Verder geeft eiser aan dat geen oog lijkt te zijn voor de menselijke maat voor werkgevers. Ook werkgevers gaan failliet wegens oplopende WIA-kosten. Verweerder geeft ten koste van de werkgever prioriteit aan einde wachttijdbeoordelingen en dat is niet terecht volgens eiser. Verweerder is ernstig in gebreke en moet daarop aangesproken worden.
4.2.
Verweerder geeft aan dat op 11 november 2024 een spreekuurcontact is geweest met de werkneemster en dat daarna medische informatie is opgevraagd. Die medische informatie is nog niet ontvangen.
5.1.
Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen.
5.2.
Partijen zijn op de zitting een termijn van twee maanden overeengekomen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder binnen twee maanden na de uitspraak een besluit bekend moet maken.
6. Eiser verzoekt de rechtbank om een dwangsom vast te stellen voor elke dag waarmee de beslistermijn door verweerder wordt overschreden. De rechtbank bepaalt, in overeenstemming met het landelijke beleid van de rechtbanken hierover, dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
7. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee maanden na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 371,- aan eiser vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.