ECLI:NL:RBDHA:2025:24271

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
AWB 25-23846 en AWB 25-23847
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorzieningen in asielopvangzaken

Op 17 december 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken met de nummers AWB 25/23846 en AWB 25/23847. De verzoeker, een asielzoeker, had beroep ingesteld tegen besluiten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) waarin werd bepaald dat hij een eigen bijdrage in de kosten van de opvang verschuldigd was voor de maanden februari en maart 2025, omdat hij inkomen had gegenereerd. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om voorlopige voorzieningen te treffen, maar de voorzieningenrechter heeft deze verzoeken afgewezen. Dit gebeurde zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeken om voorlopige voorzieningen niet meer nodig waren, aangezien er al een uitspraak was gedaan in andere zaken die betrekking hadden op dezelfde beroepen. De verzoeken werden daarom als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 25/23846 en AWB 25/23847

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D.P.J. Grommen),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, verweerder.

Procesverloop

Bij besluiten van 18 augustus 2025 (de bestreden besluiten) heeft verweerder bepaald dat eiser een eigen bijdrage in de kosten van de opvang over de peilmaanden februari en maart 2025 verschuldigd is, omdat eiser inkomen heeft gegenereerd.
Verzoeker heeft tegen de bestreden besluiten beroepen ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. In de uitspraak van vandaag met zaaknummers AWB 25/18198 en AWB 25/18200 heeft de rechtbank beslist op de beroepen waarop deze verzoeken om voorlopige voorzieningen betrekking hebben. Voorlopige voorzieningen zijn daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om die reden af als kennelijk ongegrond.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 17 december 2025 door mr. M.L. Weerkamp, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Gasi, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.