ECLI:NL:RBDHA:2025:24275

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
NL25.34487
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig nemen van besluit op asielaanvraag

Op 28 juli 2025 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 22 augustus 2024. De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld met een besluit. Eiser heeft zijn beroep ingesteld nadat de beslistermijn was verstreken, maar de rechtbank oordeelt dat de beslistermijn op 9 april 2025 is aangevangen, waardoor het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 2 oktober 2024 een terug-/overnameverzoek heeft ingediend bij de Duitse autoriteiten, dat op 8 oktober 2024 is aanvaard. Hierdoor had verweerder tot en met 8 april 2025 de gelegenheid om eiser over te dragen. Aangezien dit niet is gebeurd, is verweerder vanaf 9 april 2025 verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De beslistermijn eindigde op 9 oktober 2025, en op het moment van de ingebrekestelling was deze termijn nog niet verstreken. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.34487

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. K. Taha),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

Eiser heeft op 28 juli 2025 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 22 augustus 2024.
De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Beoordeling door de rechtbank

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Verweerder heeft onderzocht of de asielaanvraag van eiser niet in behandeling moet worden genomen omdat een andere lidstaat van de Europese Unie daarvoor verantwoordelijk is zoals bedoeld in de Verordening (EU) Nr. 604/2103 (Dublinverordening). Artikel 42, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) bepaalt dat de beslistermijn in dergelijke gevallen aanvangt op het moment waarop is komen vast te staan dat Nederland verantwoordelijk is of zal worden voor de behandeling van de asielaanvraag. Dat moment is in ieder geval aangebroken wanneer de in de Dublinverordening neergelegde uiterste overdrachtstermijn is verstreken. Dat moment kan zich echter ook eerder voordoen, bijvoorbeeld als verweerder zelf eerder besluit om de asielaanvraag aan zich te trekken of als door feiten en omstandigheden blijkt dat de verantwoordelijkheid vanaf een bepaald moment aan Nederland behoort of zal gaan behoren.
3. Verweerder heeft op 2 oktober 2024 een terug-/overnameverzoek ingediend bij de Duitse autoriteiten. Het terug-/overnameverzoek is op 8 oktober 2024 aanvaard door de Duitse autoriteiten. Dit betekent dat verweerder tot en met 8 april 2025 de gelegenheid had om eiser over te dragen. Dit is niet gebeurd, waardoor verweerder vanaf 9 april 2025 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vw moet er binnen zes maanden op een asielaanvraag worden beslist.
5. In het geval van eiser vangt de beslistermijn aan op 9 april 2025. De beslistermijn zou daarom op 9 oktober 2025 eindigen. Dat betekent dat op het moment van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken. Daarom is het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 17 december 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.