ECLI:NL:RBDHA:2025:24508
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na vertrek naar Turkije
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die werd vertegenwoordigd door mr. D.H. Yabasun. De rechtbank heeft de zaak behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser had op 30 september 2025 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de procedure is gebleken dat eiser op 12 november 2025 met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) naar Turkije is teruggekeerd. Bij deze terugkeer heeft eiser een vertrekverklaring ondertekend, waarin hij verklaart Nederland vrijwillig te verlaten en dat zijn openstaande procedures beëindigd worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, door zijn vertrek en de ondertekening van de vertrekverklaring, kennelijk geen prijs meer stelt op een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.