ECLI:NL:RBDHA:2025:2465

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
NL 24.1915
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het bestuursrecht inzake verblijfsvergunning op basis van artikel 8 EVRM

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 20 februari 2025, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening. Verzoekster had eerder een aanvraag ingediend voor de verlening van een verblijfsvergunning met als doel verblijf op basis van familie- en gezinsleven, zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Deze aanvraag werd door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen in een besluit van 15 januari 2024. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat zij het besluit op haar bezwaar in Nederland kan afwachten.

De minister heeft op 11 februari 2025 laten weten zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelt dat, gezien de omstandigheden en het feit dat de minister geen bezwaar heeft gemaakt, er geen beletselen zijn om het verzoek toe te wijzen. De voorzieningenrechter besluit dat de minister verzoekster niet mag uitzetten totdat er een beslissing is genomen op het bezwaar. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van verzoekster en de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 907,- voor de rechtsbijstand verleend door een derde.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft de minister opgedragen om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting van verzoekster totdat op het bezwaar is beslist.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.1915

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], V-nummer: [vnummer], verzoekster

(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening.
1.1
Bij besluit van 15 januari 2024 (primaire besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoekster om verlening van een verblijfsvergunning met als doel ‘verblijf als familie- en gezinsleven in het kader van artikel 8 EVRM’ afgewezen.
1.2
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt dat verzoekster het besluit op het bezwaar in Nederland mag afwachten.
1.3
De minister heeft op 11 februari 2025 per brief laten weten zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan hangende een bezwaarprocedure de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Nu de minister zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorziening en de voorzieningenrechter ook overigens geen beletselen ziet om de voorziening toe te wijzen, zal de voorzieningenrechter het verzoek toewijzen in die zin dat de minister verzoekster niet mag uitzetten totdat op het bezwaar is beslist.
4. Omdat het verzoek wordt toegewezen, moet de minister het griffierecht van verzoekster vergoeden.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt de minister in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,-, en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • gebiedt de minister om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting buiten het grondgebied van Nederland van verzoekster en van voorbereidingen tot zodanige maatregelen, totdat op het bezwaar is beslist;
  • bepaalt dat de minister het griffierecht van € 187,- aan verzoekster moet vergoeden.
  • veroordeelt de minister in de proceskosten tot een bedrag van € 907-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van B.A. van der Wiel griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.