ECLI:NL:RBDHA:2025:24719

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2025
Publicatiedatum
22 december 2025
Zaaknummer
NL25.33916
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake machtiging tot voorlopig verblijf voor minderjarige neven

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 19 december 2025, wordt het verzoek van de verzoeker om een veroordeling van de minister van Asiel en Migratie in de proceskosten beoordeeld. De verzoeker, die optreedt namens zijn minderjarige neven, heeft zijn beroep ingetrokken tegen een besluit van de minister van 18 juli 2025, omdat de minister op 21 oktober 2025 een nieuw besluit op bezwaar heeft genomen waarbij het bezwaar gegrond is verklaard en de machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) aan de neefjes is verleend. De rechtbank heeft de minister de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar de minister heeft aangegeven geen aanleiding te zien om de proceskosten te vergoeden.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. De rechtbank legt uit dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht. Hoewel de minister tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De reden voor het nieuwe besluit van de minister is niet dat er sprake was van een onrechtmatig besluit, maar dat verzoeker in de beroepsfase voldoende aanvullende inspanningen heeft verricht en nieuwe documenten heeft overgelegd die aanleiding gaven voor de mvv.

De rechtbank besluit het verzoek om vergoeding van de proceskosten af te wijzen. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Habibi, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.33916

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], v-nummer: [nummer 1], verzoeker namens zijn minderjarige neven:
[naam minderjarige neef 1], v-nummer: [nummer 2]
[naam minderjarige neef 2]. v-nummer: [nummer 3]
(gemachtigde: mr. M.J. Verwers),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de minister in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van de minister van 18 juli 2025. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat de minister op 21 oktober 2025 een nieuw besluit op bezwaar heeft genomen waarbij het bezwaar gegrond is verklaard en alsnog de machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als verblijfsdoel familie- of gezinslid aan zijn neefjes is verleend.
1.1.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De minister heeft de rechtbank op 24 november 2025 meegedeeld dat hij geen aanleiding ziet om de proceskosten te vergoeden.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
2.1.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
2.2.
De minister is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De reden dat de minister op 21 oktober 2025 een nieuw besluit heeft genomen en de aanvraag om een mvv alsnog heeft toegewezen, is niet dat sprake was van een onrechtmatig besluit, maar dat verzoeker in de beroepsfase alsnog voldoende aanvullende inspanningen heeft verricht en nieuwe documenten heeft overgelegd, over de voogdij en toestemming van de biologische vader, die aanleiding hebben gegeven om een mvv te verlenen aan de neefjes van verzoeker.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Habibi, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).