ECLI:NL:RBDHA:2025:2478

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
AWB24/16837
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van hechte persoonlijke banden en belangenafweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, twee personen geboren in Paramaribo, en de minister van Asiel en Migratie. Eisers hadden een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als familieleden bij hun oma, referente, in Nederland te kunnen verblijven. De minister had deze aanvraag afgewezen, stellende dat er geen sprake was van 'hechte persoonlijke banden' zoals bedoeld in de Vreemdelingenwet en dat de belangenafweging in het nadeel van eisers uitviel. De rechtbank heeft de zaak op 5 februari 2025 behandeld en geconcludeerd dat de minister zich op een deugdelijke wijze op het standpunt heeft kunnen stellen dat de belangenafweging in het nadeel van eisers uitvalt. De rechtbank overwoog dat de keuze van referente om naar Nederland te verhuizen en de sterke banden van eisers met Suriname zwaarwegend waren in de belangenafweging. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de mvv-aanvraag in stand bleef. Eisers kregen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/16837

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
wonende te Paramaribo
en

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
wonende te Paramaribo,
(gemachtigde: J.N. Dankoor),
hierna tezamen: eisers,
en
de minister van Asiel en Migratie, [1] de minister,
(gemachtigde: mr. J.D. Alberda).

Inleiding

1. Bij primair besluit van 16 januari 2024 heeft de minister de aanvraag van eisers voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) onder de beperking “verblijf als familie- of gezinslid bij [naam]’ afgewezen.
1.1.
In het bestreden besluit van 26 september 2024 is het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Hiertegen hebben eisers beroep ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 5 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers, mevrouw [naam] en haar partner, en de gemachtigde van de minister.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Op 5 april 2023 hebben eisers een mvv-aanvraag ingediend met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam].’ Mevrouw [naam] is de oma van eisers (hierna: referente). De moeder en vader van eisers zijn overleden in januari 2015. Eisers hebben na het overlijden van hun ouders tot aan het vertrek van referente naar Nederland in 2019, bij referente gewoond. Sindsdien wonen ze bij een tante in Paramaribo. Referente heeft sinds 2020 de voogdij over eisers en draagt financieel bij aan hun opvoeding en zorg.
2.1.
In het primaire besluit van 16 januari 2024 heeft de minister de aanvraag afgewezen. Daartoe is, samengevat, overwogen dat niet is gebleken van ‘hechte persoonlijke banden’ tussen eisers en referente als bedoeld in paragraaf B7/3.8.1. van de Vc. [2] Daarom is geen sprake van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM. [3] Evenmin is gebleken dat de persoonlijke belangen van eisers zwaarder dienen te wegen dat het belang van de Nederlandse overheid. De minister heeft dan ook het standpunt ingenomen dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van eisers uitvalt.
2.2.
In het bestreden besluit van 26 september 2024 is overwogen dat het bezwaar van eisers niet leidt tot een ander besluit. Daartoe is overwogen dat alhoewel er nu wel wordt aangenomen dat er tussen eisers en referente sprake is van hechte persoonlijke banden en gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM, dit niet betekent dat eisers daarom recht hebben op een verblijfsvergunning. Het belang van eisers moet worden afgewogen tegen het belang van de Nederlandse overheid en deze belangenafweging valt nog steeds in het nadeel van eisers uit.
2.3.
De minister heeft daartoe kort samengevat overwogen dat wanneer eisers verblijf in Nederland zouden krijgen, zij toegang krijgen tot alle voorzieningen in Nederland die worden betaald uit de openbare kas. Dit is niet in het belang van de Nederlandse overheid. Ook zijn de banden van eisers met Suriname veel sterker dan met Nederland, is het mogelijk voor referente om het gezinsleven uit te oefenen in Suriname en heeft referente er zelf voor gekozen om het gezinsleven op andere wijze in te vullen door in 2019 naar Nederland te verhuizen. Niet is gebleken dat de situatie zoals die nu is, niet voortgezet zou kunnen worden. Ook heeft de minister overwogen dat eisers inmiddels 16 en 17 jaar oud zijn en daarom minder zorg nodig hebben dan jonge kinderen.

Beoordeling van de beroepsgronden door de rechtbank

Beroepsgrond: Er is sprake van hechte persoonlijke banden en familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM
3. In het bestreden besluit is de minister uitgegaan van hechte persoonlijke banden en familieleven tussen referente en eisers. De beroepsgrond van eisers dat de minister hier ten onrechte niet van uitgaat, faalt derhalve.
Beroepsgrond: Eisers hebben voldaan aan de door de minister gestelde voorwaarden waardoor een vergunning verleend had moeten worden
4. Eisers stellen dat is voldaan aan alle voorwaarden voor het verlenen van de mvv en dat deze daarom verleend had moeten worden. De aanvraag is onderbouwd met stukken en referente heeft bovendien alle door de minister gevraagde informatie, bijvoorbeeld de doktersverklaring, overgelegd.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat eisers niet wordt tegengeworpen dat hun aanvraag onvolledig is of dat zij niet alle door de minister opgevraagde stukken hebben overgelegd. De beroepsgrond van eisers dat met het voldoen aan alle voorwaarden van de aanvraag, hen van rechtswege een vergunning had moeten worden verleend, slaagt niet. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
4.2.
Eisers gaan uit van de onjuiste vooronderstelling dat de enkele vaststelling dat sprake is van hechte persoonlijke banden en familieleven in de zin van artikel 8 EVRM en het hebben voldaan aan de voorwaarden van de aanvraag van rechtswege zou leiden tot het verlenen van een verblijfsvergunning. Voor de beoordeling of sprake is van een al dan niet gerechtvaardigde inbreuk op familieleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM, dient de minister een belangenafweging te maken waarbij alle relevante feiten en omstandigheden in ogenschouw worden genomen. Aangezien het gaat om de beoordeling en afweging van diverse belangen van verschillende aard, heeft de minister hierbij een zekere beoordelingsvrijheid. Pas als aan de voorwaarden van de aanvraag is voldaan én de belangenafweging in het voordeel van de vreemdeling uitvalt, wordt het mvv vereiste niet tegengeworpen. De rechtbank stelt vast dat de minister in deze zaak een belangenafweging heeft verricht. De minister heeft de belangenafweging in het nadeel van eisers laten uitvallen, als gevolg waarvan, ondanks het voldoen aan de voorwaarden, hun verzoek tot het verkrijgen van een mvv is afgewezen.
Beroepsgrond: De belangenafweging valt ten onrechte uit in het nadeel van eisers
5. Eisers betogen dat de minister zich niet in redelijkheid op het standpunt kan stellen, onder meer gezien de medische gesteldheid van de echtgenoot van referente, dat referente in staat is naar Suriname te reizen om zo de zorg uit te oefenen die eisers nodig hebben. Bovendien zullen eisers nooit aanspraak maken op de openbare kas omdat referente en haar echtgenoot in de financiële behoeften van eisers kunnen voorzien. De belangafweging is dan ook ten onrechte in het nadeel van eisers uitgevallen.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de belangenafweging in het nadeel van eisers uitvalt en dat de in het bestreden besluit gegeven belangenafweging deugdelijk is gemotiveerd. Daarin heeft de minister mee kunnen wegen dat het de eigen keuze van referente is geweest om naar Nederland te vertrekken en daarmee het familieleven op een andere manier is gaan invullen. Ook de omstandigheden dat eisers 16 en 17 jaar oud zijn, minder zorg nodig hebben dan jonge kinderen, bij hun tante wonen en veel sterkere banden met Suriname dan met Nederland hebben, heeft de minister in dit kader van zwaarwegend belang mogen vinden. De enkele wens van referente om haar kleinkinderen bij haar in Nederland te hebben, is in dit verband niet voldoende. Referente heeft niet aannemelijk gemaakt dat het voor haar onmogelijk is voor korte of langere tijd terug te keren naar Suriname ten behoeve van de zorg van eisers. Verder is de gestelde medische situatie van haar echtgenoot niet met stukken onderbouwd en is daarin niet gebleken van een belemmering. Voorts heeft de minister ook het belang van de Nederlandse overheid in de belangenafweging mogen betrekken en zich op het standpunt mogen stellen dat het niet in het belang van de Nederlandse overheid is wanneer eisers verblijf in Nederland zouden krijgen, omdat zij dan toegang hebben tot alle voorzieningen in Nederland die worden betaald uit de openbare kas. De stelling van eiseres dat referente en haar echtgenoot financieel voor de kleinkinderen kunnen zorgen, maakt dit niet anders.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor een mvv in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 21 februari 2025 door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen

Voetnoten

1.Dan wel diens ambtsvoorganger, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.