ECLI:NL:RBDHA:2025:24874
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van het relaas en toepassing van WI 2024/6
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 december 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Oezbeekse man geboren in 2000, had op 7 maart 2025 een asielaanvraag ingediend, die door de minister van Asiel en Migratie op 10 juni 2025 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 26 november 2025 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde mr. F.S. Fahad. Eiser voerde aan dat hij onvoldoende was geconfronteerd met de door verweerder gestelde summiere verklaringen en dat er onvoldoende doorgevraagd was tijdens het nader gehoor. De rechtbank oordeelde echter dat eiser voldoende gelegenheid had gekregen om zijn relaas te verduidelijken en dat de afwijzing van de asielaanvraag op basis van artikel 30b van de Vreemdelingenwet terecht was. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van eiser inconsequent en tegenstrijdig waren, en dat hij niet tijdig asiel had aangevraagd. Bovendien werd het terugkeerbesluit en het inreisverbod, dat ten overvloede was uitgevaardigd, ingetrokken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af.