ECLI:NL:RBDHA:2025:24877
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielprocedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 december 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. De verzoeker, met een V-nummer dat niet is vermeld, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat zijn asielaanvraag in de verlengde asielprocedure had afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, wat inhoudt dat hij een tijdelijke maatregel vroeg totdat er een definitieve uitspraak in de hoofdzaak zou zijn gedaan. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In de beoordeling heeft de voorzieningenrechter verwezen naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank op dezelfde dag, waarin het beroep van de verzoeker werd afgewezen. Gezien deze eerdere uitspraak werd het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.