ECLI:NL:RBDHA:2025:2488

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
NL24.37773, NL24.37774 en NL24.37775
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen en niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in drie afzonderlijke zaken met betrekking tot asielaanvragen van eisers, die de Syrische nationaliteit hebben. De minister van Asiel en Migratie had op 28 september 2024 besluiten genomen om de asielaanvragen van eisers af te wijzen. Echter, op 14 januari 2025 heeft de minister deze besluiten ingetrokken. De eisers hebben de rechtbank laten weten dat zij de beroepen willen handhaven, maar nu gericht tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, wat door de eisers werd goedgekeurd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepen niet langer betrekking hebben op de ingetrokken besluiten, waardoor deze niet-ontvankelijk verklaard zijn. De asielaanvragen zijn op 14 mei 2023 ingediend, en de rechtbank oordeelt dat de minister niet tijdig heeft beslist. De beslistermijn is verlengd door de inwerkingtreding van het WBV 2023/3, maar de rechtbank concludeert dat de minister uiterlijk op 14 augustus 2024 had moeten beslissen. De beroepen zijn gegrond verklaard voor het niet tijdig nemen van besluiten.

De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de asielaanvragen van eisers. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank heeft de minister ook veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 907. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en biedt de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.37773, NL24.37774 en NL24.37775

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer 1], eiser

[eiseres 1], V-nummer: [V-nummer 2], eiseres 1
[eiseres 2], V-nummer: [V-nummer 3], eiseres 2
hierna gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

In drie afzonderlijke besluiten van 28 september 2024 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers afgewezen.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
Op 14 januari 2025 heeft verweerder de bestreden besluiten ingetrokken.
Eisers hebben de rechtbank meegedeeld de beroepen te willen handhaven en te willen beschouwen als beroepen gericht tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen.
De rechtbank heeft het voornemen geuit om uitspraak te doen zonder zitting. Eisers hebben hierop instemmend gereageerd. Verweerder heeft hierop niet gereageerd. Vervolgens heeft de rechtbank op 6 februari 2025 het onderzoek gesloten. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Beoordeling door de rechtbank

1. Eisers zijn geboren op respectievelijk [datum 1] 1966, [datum 2] 1968 en [datum 3] 2000, en hebben de Syrische nationaliteit. Eiser en eiseres 1 zijn met elkaar gehuwd. Eiseres 2 is hun dochter.
2. Allereerst stelt de rechtbank vast dat eisers met de beroepen niet langer in een gunstiger positie kunnen komen voor zover die betrekking hebben op de bestreden besluiten. Die besluiten zijn namelijk door verweerder ingetrokken. In zoverre dienen de beroepen wegens gebrek aan procesbelang niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3. Eisers hebben op 14 mei 2023 asiel aangevraagd. Verweerder heeft de besluiten op de asielaanvragen ingetrokken zonder te voorzien in nieuwe besluiten. Als in dergelijke gevallen de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken, kan volgens vaste jurisprudentie niet worden gevergd dat het bestuursorgaan eerst in gebreke wordt gesteld. Het beroep kan dan worden voortgezet als een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) bedraagt de beslistermijn zes maanden. Verweerder heeft echter met de inwerkingtreding van het WBV 2023/3 [1] de beslistermijn verlengd met negen maanden. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 19 april 2024 [2] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van het WBV 2023/3 sprake was van een situatie zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Deze verlenging is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat verweerder uiterlijk op 14 augustus 2024 besluiten had moeten nemen op de asielaanvragen van eisers. De beroepen zijn dan ook gegrond voor zover deze gericht zijn tegen het niet tijdig nemen van besluiten.
5. Op grond van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb kan de bestuursrechter het bestuursorgaan opdragen om een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit of het verrichten van de andere handeling. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld in haar uitspraak van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560, stelt de rechter een nadere termijn die noch onnodig lang, noch onrealistisch kort is. In dit geval stelt de rechtbank echter voorop dat de behandeling van een asielverzoek op grond van artikel 31, vijfde lid, van de Richtlijn 2013/32/EU (herziene asielprocedurerichtlijn) uiterlijk binnen een termijn van 21 maanden moet zijn afgerond. Die termijn is in het geval van eisers geëindigd op 14 februari 2025. Om die reden zal de rechtbank verweerder opdragen om zo snel mogelijk maar uiterlijk binnen twee weken nieuwe besluiten te nemen op de asielaanvragen van eisers.
6. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100 aan eisers verbeurt voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000.
7. In de gegrondverklaring van de beroepen ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 907 bestaande uit een punt voor het indienen van drie samenhangende beroepschriften met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart de beroepen, voor zover die betrekking hebben op de bestreden besluiten, niet-ontvankelijk;
 verklaart de beroepen, voor zover die betrekking hebben op het niet tijdig nemen van besluiten, gegrond;
 vernietigt het met besluiten gelijk te stellen niet tijdig nemen van besluiten;
 draagt verweerder op om zo snel mogelijk en uiterlijk binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak besluiten bekend te maken op de asielaanvragen van eisers met inachtneming van deze uitspraak;
 bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100 verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 907.
Deze uitspraak is gedaan op 19 februari 2025 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Besluit van 26 januari 2023, nummer WBV 2023/3, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2023 nr. 3235.