ECLI:NL:RBDHA:2025:2490

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
23/4681
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de kosten van rechtsbijstand. De aanvraag werd door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, afgewezen omdat deze te laat was ingediend. Eiser had de aanvraag op 24 januari 2023 ingediend, terwijl de uiterste datum volgens de Leidraad individuele bijzondere bijstand 2022 op 14 januari 2023 lag, drie maanden na de factuurdatum van 14 oktober 2022. Eiser voerde aan dat de termijn niet duidelijk was gecommuniceerd en dat hij coulance had moeten krijgen, gezien een eerdere aanvraag voor soortgelijke kosten die pas na een jaar was beoordeeld en goedgekeurd.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag niet terecht was. Hoewel de indieningstermijn van drie maanden als redelijk wordt beschouwd, was de overschrijding in dit geval minimaal en had verweerder aanleiding moeten zien om van het beleid af te wijken. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en kent de bijzondere bijstand toe voor de kosten van rechtsbijstand, zoals vermeld op de factuur van 14 oktober 2022. Tevens wordt bepaald dat verweerder het griffierecht aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon en is openbaar uitgesproken op 11 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4681

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Siemerink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de kosten van rechtsbijstand.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 31 januari 2023 (primair besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 mei 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiser is niet verschenen.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft een op 24 januari 2023 ondertekende aanvraag bij verweerder ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand (aanvraag). Hierbij heeft eiser twee nota’s overlegd van advocaten. Een nota van 16 november 2022 en een nota, gedateerd op 14 oktober 2022, ter hoogte van € 156,-. De bij de nota van 14 oktober 2022 horende toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand (RvR) is van 18 oktober 2022.
3. Verweerder heeft bij afzonderlijk besluit van 31 januari 2023 bijstand toegekend in de kosten van de nota van 16 november 2022. Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen voor wat betreft de nota van 14 oktober 2022, omdat eiser de aanvraag niet binnen drie maanden heeft ingediend. In de Leidraad individuele bijzondere bijstand 2022 (de Leidraad) heeft verweerder bepaald dat aanvragen voor de kosten voor rechtsbijstand binnen drie maanden na de datum van de (eerste) factuur van de advocaat ingediend moeten worden.
4. Met het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van de aanvraag van eiser gehandhaafd. Verweerder heeft overwogen erbij te blijven dat eiser buiten de termijn van drie maanden zijn aanvraag heeft ingediend. Verweerder heeft geen dringende redenen gezien om de aanvraag toch toe te kennen. In het verweerschrift heeft verweerder hieraan toegevoegd dat de Leidraad buitenwettelijk begunstigend beleid betreft en dat dit beleid consistent is toegepast.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Wat vindt eiser?
6. Eiser vindt dat de termijn van drie maanden niet duidelijk is gecommuniceerd door verweerder. Op de site van de gemeente staat dit niet duidelijk vermeld. De termijn voor andere aanvragen voor bijzondere bijstand is langer. Volgens eiser zijn er ook enkele dagen verstreken voordat hij de factuur heeft ontvangen doordat hij de post van de advocaat twee dagen later heeft ontvangen. Verweerder heeft zijn aanvraag één à twee dagen eerder dan 26 januari 2023 ontvangen. Er heeft namelijk nog een postsortering en interne doorsturing plaatsgevonden bij verweerder. Eiser heeft verder aangevoerd dat een eerdere aanvraag voor dezelfde soort kosten door verweerder pas één jaar later (na de aanvraag) is beoordeeld en toegekend. Eiser vindt dat verweerder coulance had moeten betrachten.
Wat oordeelt de rechtbank?
7. Op grond van artikel 44, eerste lid, van de Pw wordt de bijstand toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
8. Van dit uitgangspunt kan slechts worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. Deze uitzondering vloeit niet voort uit de wet, maar uit vaste rechtspraak. [1]
9. Verweerder hanteert als beleid dat in principe een aanvraag moet worden gedaan op het tijdstip dat de kosten zich voordoen en niet op datum factuur. [2] Om praktische redenen kan voor de kosten van rechtsbijstand worden uitgegaan van de datum factuur en de uiterste indientermijn is bepaald op drie maanden na datum van de eerste factuur advocaat.
10. Het beleid van verweerder met betrekking tot de indieningstermijn is gepubliceerd in de Leidraad. Onbekendheid hiermee bij eiser is op zichzelf geen reden om toepassing ervan bij eiser achterwege te laten. Wat eiser hierover heeft aangevoerd faalt dan ook.
10. Als uitgangspunt acht de rechtbank de indieningstermijn van drie maanden niet onredelijk. Met deze drie maanden wordt een gunstige uitzondering geboden. Dat voor andersoortige kosten een langere termijn wordt gehanteerd is geen reden om de driemaandentermijn voor de facturen voor kosten van rechtsbijstand onredelijk te achten. Wat eiser hierover heeft aangevoerd, faalt.
10. Uitgaande van de factuurdatum 14 oktober 2022 had eiser uiterlijk op 14 januari 2023 zijn aanvraag moeten indienen om te voldoen aan het beleid. De datum waarop de aanvraag is ondertekend is 24 januari 2023. Ter zitting is namens verweerder verklaard dat hij er van uit gaat dat de aanvraag niet op 26 januari 2023, zoals in het bestreden besluit staat, maar op 24 januari 2023 is ingediend. Dit is tien dagen na afloop van de in het beleid genoemde driemaandentermijn.
13. Ook als eiser de factuur mogelijk een paar dagen na de factuurdatum heeft ontvangen, zoals eiser heeft aangevoerd, is nog steeds sprake van een na de driemaanden-termijn ingediende aanvraag. Wat eiser hierover heeft aangevoerd treft geen doel.
14. Aan de orde is de vraag of verweerder aanleiding had moeten vinden in dit geval af te wijken van de driemaandentermijn. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
14.1.
Verweerder heeft op 15 december 2022 inwilligend beslist op een aanvraag van eiser voor soortgelijke kosten. Die aanvraag was ingediend op 4 januari 2021, binnen de termijn van drie maanden na de factuurdatum van 24 december 2020. Verweerder heeft dus bijna twee jaar gedaan over het nemen van de beslissing. Binnen een maand na de beslissing van 15 december 2022 heeft eiser zijn hier aan de orde zijnde aanvraag ingediend. In de rapportage van een medewerker van verweerder van 31 januari 2023, opgesteld naar aanleiding van de aanvraag, staat dat eiser heeft gevraagd om coulance. Hij heeft in een keer twee facturen ingediend.
15. Gelet met name op de zeer lange tijd die verweerder heeft gebruikt om te beslissen op een eerdere aanvraag voor soortgelijke kosten, bezien in het licht van de zeer geringe overschrijding van de driemaandentermijn, en indachtig dat het praktische redenen zijn die maken dat de factuurdatum bepalend is, had verweerder in dit bijzondere geval naar het oordeel van de rechtbank aanleiding moeten zien in afwijking van het beleid, de aanvraag te beoordelen.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
17. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing. Gelet op de bijstandverlening voor de factuur van 16 november 2022 gaat de rechtbank er van uit dat ook de kosten die op hier aan de orde zijnde factuur staan, noodzakelijk zijn en moeten worden vergoed. Aldus zal de rechtbank beslissen in het dictum.
18. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 8 mei 2023;
  • herroept het besluit van 31 januari 2023;
  • bepaalt dat bijzondere bijstand wordt toegekend in de kosten van rechtsbijstand, zoals vermeld op de factuur van 14 oktober 2022;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, rechter, in aanwezigheid van mr. E.P.A. Stok, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 10 december 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2757.
2.Zie de Leidraad Individuele Bijzondere Bijstand 2022 van Gemeente Den Haag, p. 10.