In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de kosten van rechtsbijstand. De aanvraag werd door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, afgewezen omdat deze te laat was ingediend. Eiser had de aanvraag op 24 januari 2023 ingediend, terwijl de uiterste datum volgens de Leidraad individuele bijzondere bijstand 2022 op 14 januari 2023 lag, drie maanden na de factuurdatum van 14 oktober 2022. Eiser voerde aan dat de termijn niet duidelijk was gecommuniceerd en dat hij coulance had moeten krijgen, gezien een eerdere aanvraag voor soortgelijke kosten die pas na een jaar was beoordeeld en goedgekeurd.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag niet terecht was. Hoewel de indieningstermijn van drie maanden als redelijk wordt beschouwd, was de overschrijding in dit geval minimaal en had verweerder aanleiding moeten zien om van het beleid af te wijken. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en kent de bijzondere bijstand toe voor de kosten van rechtsbijstand, zoals vermeld op de factuur van 14 oktober 2022. Tevens wordt bepaald dat verweerder het griffierecht aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon en is openbaar uitgesproken op 11 februari 2025.