ECLI:NL:RBDHA:2025:25016

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2025
Publicatiedatum
23 december 2025
Zaaknummer
NL25.39534
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Nepalese eiseres niet-ontvankelijk verklaard op basis van India als veilig derde land

Op 23 december 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Nepalese eiseres die een asielaanvraag had ingediend. De rechtbank behandelde het beroep tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, die de aanvraag op 14 augustus 2025 niet-ontvankelijk had verklaard, omdat India als veilig derde land werd aangemerkt. Eiseres, geboren in India en tot haar twintigste daar gewoond, had op 5 januari 2024 asiel aangevraagd in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende had aangetoond dat eiseres een relevante band met India had, gezien haar achtergrond en eerdere verblijf in het land. Eiseres voerde aan dat India geen asielsysteem kent en dat de bescherming daar niet voldoet aan de eisen voor een veilig derde land. De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende had gemotiveerd dat eiseres in India geen reëel risico op schending van haar rechten liep en dat zij daar kon verblijven. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de minister.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.39534

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , verweerder,
(gemachtigde: mr. W. van Hoof).

Procesverloop

Bij besluit van 14 augustus 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. [2]
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 11 december 2025 op zitting behandeld te Breda. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] 1988 en de Nepalese nationaliteit te hebben. Zij heeft op 5 januari 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat India voor haar als veilig derde land wordt aangemerkt. Verweerder stelt daartoe dat eiseres in India is geboren, daar tot haar twintigste heeft gewoond, Hindi spreekt, na haar huwelijk meermalen naar India is teruggekeerd en dat haar ouders daar wonen. Op basis van de verklaringen uit het aanmeldgehoor gaat verweerder uit van de Indiase nationaliteit van haar ouders en volgt hij de latere correctie, dat haar ouders uitsluitend de Nepalese nationaliteit zouden hebben, niet. Onder verwijzing naar artikel 7 van het Treaty of Peace and Friendship tussen India en Nepal meent verweerder dat Nepalezen in India dezelfde privileges genieten als Indiase staatsburgers op het gebied van verblijf, bezit, handel en bewegingsvrijheid, zodat eiseres legaal en visumvrij in India kan wonen en werken. Verweerder baseert dit tevens op de verklaringen van eiseres waaruit blijkt dat zij zonder problemen heen en weer heeft kunnen reizen tussen Nepal en India. Verder erkent verweerder dat India in algemene zin niet als veilig derde land is aangewezen, [3] maar stelt onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling [4] van 28 februari 2025 [5] dat een land in een individueel geval toch als veilig derde land kan gelden. Daarbij betrekt verweerder dat artikel 21 van de Indiase Grondwet, zoals uitgelegd door het Indiase Hooggerechtshof, ook vreemdelingen bescherming biedt van het recht op leven en persoonlijke vrijheid. Volgens verweerder volgt daaruit dat eiseres in India geen refoulement te vrezen heeft. [6] Verder verwijst verweerder naar het DFAT Country Information Report India van 29 september 2023 en stelt dat, ondanks mogelijke discriminatie, alleenstaande vrouwen in India niet zodanig op maatschappelijk gebied worden beperkt dat eiseres daar geen bestaan kan opbouwen, mede gelet op haar achtergrond (Chhetri-kaste). Verweerder acht het aannemelijk dat eiseres in India, zo nodig met steun van haar familie, een leven kan opbouwen.
3. Eiseres voert daartegen aan dat het bestreden besluit nauwelijks afwijkt van het voornemen en dat verweerder onvoldoende is ingegaan op hetgeen in de zienswijze is aangevoerd. Volgens eiseres baseert verweerder zich op niet-actuele of onvoldoende specifieke bronnen over India als veilig derde land. De verwijzing naar artikel 7 van het Treaty of Peace and Friendship tussen India en Nepal ziet volgens haar slechts op bepaalde privileges en zegt niets over een uitgewerkt beschermings- of asielstelsel. Eiseres wijst erop dat India geen asielsysteem kent en stelt dat verweerder niet heeft aangetoond dat de bescherming in India desondanks voldoet aan de eisen die aan een veilig derde land worden gesteld. Verder betwist eiseres dat artikel 21 van de Indiase Grondwet in de door verweerder gestelde zin op vreemdelingen van toepassing is. Zij stelt dat dit niet volgt uit de door verweerder aangehaalde bronnen en dat bovendien onzeker is of dergelijke rechten in de praktijk worden nageleefd. Ook betwist eiseres dat sprake is van een relevante band met India. Zij kan niet op haar ouders terugvallen en zal in India niet dezelfde rechten genieten als in Nepal. Ter onderbouwing heeft eiseres in beroep familieverklaringen, notariële verklaringen, een kopie van het identiteitsbewijs van haar tante en familiefoto’s overgelegd. Volgens eiseres volgt daaruit dat haar familie van oorsprong Nepalees is en dat verblijf in India voortvloeit uit werk van haar vader in India en de open grens tussen India en Nepal, zodat niet is gebleken van Indiase nationaliteit van haar familie of een zodanige band met India als verweerder aanneemt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw kan een asielaanvraag niet-ontvankelijk worden verklaard als een derde land voor de vreemdeling als veilig derde land kan worden aangemerkt. Daarbij is van belang of de vreemdeling een zodanige band met dat land heeft dat van haar kan worden verlangd dat zij zich daarheen begeeft en of aannemelijk is dat zij tot dat land wordt toegelaten en daar kan verblijven. Verder moet zijn gewaarborgd dat de vreemdeling in dat land overeenkomstig de in artikel 3.106a van het Vb [7] genoemde beginselen wordt behandeld, waaronder dat geen reëel risico bestaat op schending van het verbod van refoulement en op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. [8] Bij de beoordeling of sprake is van een zodanig band worden alle relevante feiten en omstandigheden betrokken, waaronder de aard, duur en omstandigheden van eerder verblijf. Het is aan verweerder om te onderzoeken en te motiveren dat aan de voorwaarden voor tegenwerping van een veilig derde land is voldaan. Uit paragraaf C2/6.3 van de Vc [9] volgt dat verweerder in ieder geval een band aanneemt als de vreemdeling eerder in het derde land heeft verbleven.
5. Uit het IB 2019/1 volgt dat India in algemene zin niet als veilig derde land kan worden aangemerkt, onder meer omdat er geen formeel asielsysteem bestaat. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 28 februari 2025 bevestigd dat een algemene beoordeling in landeninformatie niet uitsluit dat een land in een individueel geval toch als veilig derde land kan gelden. In dat geval zijn de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling en de feitelijke toegang tot verblijf en bescherming in het derde land doorslaggevend.
6. De beroepsgrond dat verweerder onvoldoende is ingegaan op de zienswijze slaagt niet. In het bestreden besluit zijn de kernpunten uit de zienswijze kenbaar betrokken bij de beoordeling. Daarbij gaat het om de nationaliteit van de ouders van eiseres, de betekenis van het verdrag tussen India en Nepal, het ontbreken van een formeel asielsysteem in India, de mogelijkheid van steun door haar familieleden en de positie van de alleenstaande vrouw in India. Dat verweerder de zienswijze niet heeft gevolgd, betekent niet dat daarop niet of onvoldoende is ingegaan.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres een zodanige band met India heeft dat van haar kan worden verlangd dat zij zich naar India begeeft. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder de relevante, individuele omstandigheden heeft betrokken. De discussie over de formele nationaliteit van haar ouders is in dit geval niet beslissend. Vaststaat namelijk dat eiseres is geboren in India, daar tot haar twintigste heeft gewoond, Hindi spreekt en na haar huwelijk meermaals, voor langere perioden en zonder problemen aldaar naar India is teruggekeerd. Dit zijn relevante feiten over de aard, duur en omstandigheden van haar eerdere verblijf. Daarmee heeft verweerder de band voldoende gemotiveerd. Bovendien volgt uit de door eiseres overgelegde verklaringen in beroep dat haar familieleden langdurig in India wonen en werken. Dat bevestigt de feitelijke band met India.
8. Verweerder heeft voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat eiseres tot India zal worden toegelaten en daar kan verblijven. Daarvoor is van belang dat eiseres zelf heeft verklaard dat zij eerder zonder problemen tussen Nepal en India is gereisd en dat zij tot kort voor haar vertrek nog in India verbleef. Dit ondersteunt dat toelating en verblijf in de praktijk mogelijk zijn. De door eiseres overgelegde verklaringen sluiten daarbij aan, omdat daarin eveneens wordt benadrukt dat verblijf en arbeid over en weer mogelijk zijn. Eiseres heeft geen concrete, op haar situatie toegespitste aanwijzingen naar voren gebracht waaruit volgt dat zij bij terugkeer niet weer zal worden toegelaten of dat zij niet rechtmatig in India kan verblijven.
9. Daarnaast heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eiseres in India geen reëel risico loopt op schending van het verbod op refoulement of een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Daarbij is van belang dat eiseres het grootste gedeelte van haar leven in India heeft gewoond zonder dat zij daar problemen met de autoriteiten of derden heeft ondervonden. De door haar verklaarde traumatische ervaringen hebben zich afgespeeld in Nepal. Haar stelling dat zij in India een reëel risico loopt om nogmaals slachtoffer te worden van seksueel geweld is niet nader geconcretiseerd. Ook heeft eiseres niet onderbouwd dat zij zich bij problemen niet tot de autoriteiten kan wenden of dat bescherming bij voorbaat zinloos is. De verwijzing naar de algemene positie van alleenstaande vrouwen in India is daarvoor onvoldoende. Verweerder heeft verder mogen betrekken dat eiseres eerder langdurig in India heeft verbleven zonder gestelde problemen, dat zij de taal spreekt en dat zij behoort tot een vooraanstaande kaste, zodat zij zich daar in beginsel kan handhaven. Verweerder stelt terecht dat met de door eiseres aangevoerde individuele omstandigheden, niet aannemelijk is gemaakt dat sprake zal zijn van een risico op een behandeling in strijd met de beginselen van artikel 3.106a, eerste lid, van het Vb.
10. Verweerder heeft gelet op het voorgaande de asielaanvraag van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 23 december 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens
bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
2.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Onder verwijzing naar het IB 2019/1 Beoordeling veilige derde landen India.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Sanderson, Mike,
7.Vreemdelingenbesluit 2000.
8.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
9.Vreemdelingencirculaire 2000.