ECLI:NL:RBDHA:2025:2502
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoeker, die van Marokkaanse nationaliteit is, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag was door de Minister van Asiel en Migratie op 25 oktober 2024 afgewezen, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 29 januari 2025, waar de verzoeker en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft de minister zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er inmiddels een uitspraak was gedaan in een andere zaak (NL24.41853) die verband hield met het beroep van de verzoeker. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.