Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiserV-nummer: [V-nummer]
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 december 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een eiser, die de Azerbeidjaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring werd op 10 november 2025 opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 17 december 2025 beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overdracht aan de Duitse autoriteiten is geannuleerd, wat betekent dat de termijn voor overdracht, zoals bedoeld in artikel 28 van de Dublinverordening, zou worden overschreden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de maximale bewaringstermijn van zes weken alleen van toepassing is als de vreemdeling eerst in bewaring is gesteld en er een claimakkoord tot stand is gekomen. Dit was niet het geval voor eiser, aangezien de opschortende werking van zijn beroep al was geëindigd voordat hij in bewaring werd gesteld.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de bewaring zo kort mogelijk moet duren en niet langer dan nodig is voor de administratieve procedures. De rechtbank concludeert dat de duur van de bewaring van twee maanden en zes dagen niet als buitensporig kan worden beschouwd, gezien de omstandigheden van de zaak. Eiser's argument dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld, werd niet onderbouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld in de voorbereiding van de overdracht van eiser, die gepland staat op 16 januari 2026. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.