ECLI:NL:RBDHA:2025:25094

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2025
Publicatiedatum
23 december 2025
Zaaknummer
NL25.61839
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste vervolgberoep bewaring van een Algerijnse vreemdeling in het kader van de Dublinverordening

Op 23 december 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Algerijnse vreemdeling die in bewaring was gesteld op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. De vreemdeling had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, die de maatregel van bewaring had opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling zich niet op de voorgeschreven wijze in Nederland heeft bevonden en dat er een significant risico bestaat dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken. Hoewel de minister op 22 december 2025 een zware grond voor de bewaring heeft laten vallen, zijn de overige gronden voldoende om de maatregel te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat er geen andere, minder dwingende maatregelen beschikbaar waren die effectief zouden zijn. De vreemdeling had de mogelijkheid om asiel aan te vragen, maar trok zijn aanvraag kort na indiening weer in. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.61839

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben toestemming verleend om de zaak schriftelijk te behandelen. Eiser heeft op 19 december 2025 de beroepsgronden ingediend. Verweerder heeft daarop op 22 december 2025 gereageerd. De rechtbank heeft op 23 december 2025 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 2005.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening [2] en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden [3] vermeld dat eiser:
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;- 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;- 3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden [4] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Verweerder heeft bij schrijven van 22 december 2025 de zware grond 3k laten vallen, zodat deze niet langer aan de maatregel ten grondslag ligt. Daarmee is aan één van de beroepsgronden van eiser tegemoetgekomen.
4. Dit laat echter onverlet dat de overige, niet betwiste, gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd feitelijk juist zijn, voldoende zijn toegelicht en voldoende zijn om aan te nemen dat sprake is van een significant risico op onttrekking aan het toezicht. Deze gronden kunnen de maatregel dragen. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat er volgens hem hiervan geen sprake is, heeft hij dit ook niet nader onderbouwd. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Lichter middel
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich, gelet op de gronden die terecht aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, op het standpunt heeft kunnen stellen dat in dit geval geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. Gelet op de gronden van de maatregel volgt een onttrekkingsrisico. Voor zover eiser heeft betoogd dat hij in Nederland is aangekomen met het doel om naar Ter Apel door te reizen voor een asielaanvraag, is hij tijdens de bewaringsmaatregel in de gelegenheid gesteld asiel aan te vragen, hetgeen hij ook op 14 december 2025 heeft gedaan. Deze aanvraag is door eiser op 16 december 2025 alweer ingetrokken. Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de bewaring voor eiser onevenredig bezwarend maken en waarin verweerder aanleiding had moeten zien voor een lichter middel.
Ambtshalve toets
6. Ook is overigens niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot aan het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 23 december 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
4.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.