ECLI:NL:RBDHA:2025:25096

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2025
Publicatiedatum
23 december 2025
Zaaknummer
NL25.61831
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 december 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, van Oezbeekse nationaliteit, heeft op 11 december 2025 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen, omdat er een risico bestond dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, waarbij hij tevens een verzoek om schadevergoeding heeft ingediend. De rechtbank heeft de zaak schriftelijk behandeld, waarbij eiser op 19 december 2025 zijn gronden heeft ingediend en verweerder op 22 december 2025 heeft gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek op 23 december 2025 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de gronden van de maatregel van bewaring niet zijn betwist door eiser, die enkel aanvoert dat de grondslag van de maatregel niet tijdig is gewijzigd. De rechtbank concludeert dat de wijziging van de grondslag binnen twee dagen na de asielaanvraag van eiser heeft plaatsgevonden, wat tijdig is. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat de maatregel onrechtmatig is opgelegd of voortduurt. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.61831

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Bij besluit van 11 december 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben de rechtbank toestemming verleend de zaak schriftelijk te behandelen. Eiser heeft op 19 december 2025 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft daar op 22 december 2025 op gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek op 23 december 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Oezbeekse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 1970.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser heeft de gronden van de maatregel niet betwist, maar zich slechts op het standpunt gesteld dat verweerder de grondslag van de maatregel niet tijdig heeft gewijzigd.
Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. Eiser heeft, nadat hij in bewaring is gesteld, op 15 december 2025 een asielaanvraag ingediend. Uit het dossier blijkt dat verweerder vervolgens op 16 december 2025 de maatregel van bewaring van 11 december 2025 heeft opgeheven en diezelfde dag aan eiser een nieuwe maatregel van bewaring heeft opgelegd, op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet. Onder verwijzing naar jurisprudentie van de Afdeling [1] is de rechtbank van oordeel dat de grondslagwijziging tijdig, namelijk binnen twee dagen, heeft plaatsgevonden. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
4. Ambtshalve toetsend ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is opgelegd of voortduurt.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 23 december 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zoals de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1082 en 21 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:504.