ECLI:NL:RBDHA:2025:2539
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, die in bewaring was gesteld op 14 augustus 2024, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 30 januari 2025 door de verweerder is opgeheven, waardoor de beoordeling zich heeft beperkt tot de vraag of de maatregel onrechtmatig was voor de opheffing.
De rechtbank heeft eerder, op 16 december 2024, de rechtmatigheid van de bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot dat moment rechtmatig was. De eiser voerde aan dat de maatregel eerder opgeheven had moeten worden, maar de rechtbank oordeelde dat de belangenafweging door de verweerder op 30 januari 2025 correct was uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en dat er geen aanleiding was om het verzoek om schadevergoeding toe te wijzen.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier, en is openbaar uitgesproken.