ECLI:NL:RBDHA:2025:256

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
NL24.44314
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak hebben eisers op 25 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij Farzana Doosti. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 6 maart 2024 afgewezen. Eisers hebben op 29 maart 2024 bezwaar aangetekend tegen deze afwijzing. Vervolgens hebben zij de minister op 24 oktober 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun bezwaar. Op 11 november 2024 hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is en heeft zonder zitting uitspraak gedaan, zoals mogelijk is op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet tijdig heeft beslist en heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de bekendmaking van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eisers. Tevens is de minister een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft de minister ook veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 453,50, en het betaalde griffierecht van € 187,- moet door de minister aan eisers worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.44314

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. I.C. van Krimpen),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Eisers hebben op 25 oktober 2022 een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij Farzana Doosti (referent) in het kader van nareis ingediend.
2. Bij besluit van 6 maart 2024 heeft de minister de aanvraag van eisers afgewezen.
3. Eisers hebben bij brief van 29 maart 2024 bezwaar aangetekend tegen dit besluit.
4. Bij brief van 24 oktober 2024 hebben eisers de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar. Eisers hebben vervolgens op 11 november 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
5. Omdat het beroep kennelijk gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

6. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
7. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
8. Het bezwaarschrift is ingediend bij brief van 29 maart 2024. De minister moet uiterlijk beslissen binnen negentien weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Eisers hebben de minister op
24 oktober 2024, dus na het verstrijken van de beslistermijn in gebreke gesteld. Eisers hebben meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
9. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
10. Omdat de minister nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de minister dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de minister dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. De minister heeft geen verweerschrift ingediend en heeft dan ook geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht. Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020 volgt dat bij het bepalen van de lengte van de nadere termijn de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. De rechter mag geen termijn stellen waarvan op voorhand vaststaat dat het bestuursorgaan die niet kan halen zonder onzorgvuldig te werk te gaan. De rechtbank is bekend met de grote achterstanden bij het beslissen op nareisaanvragen en bezwaarschriften in nareisprocedures bij de minister. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de minister binnen acht weken na dag van bekendmaking van deze uitspraak een besluit bekend dient te maken op het bezwaar van eisers.
11. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door de minister. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen, de minister binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een besluit bekend dient te maken en aan de minister een dwangsom wordt opgelegd.
13. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet de minister het betaalde griffierecht aan eisers vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.