ECLI:NL:RBDHA:2025:2566

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
NL25.7968
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake signalering in het Schengen informatiesysteem van een spreker op de Ramadan Expo 2025

Op 20 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, gesignaleerd in het Schengen informatiesysteem (SIS III) door de minister van Asiel en Migratie, verzocht om een voorlopige voorziening. De minister had op 19 februari 2025 besloten verzoeker voor twee jaar te signaleren, omdat zijn komst naar Nederland als een bedreiging voor de openbare orde werd beschouwd. Verzoeker, die was uitgenodigd als spreker op de Ramadan Expo 2025, betwistte deze signalering en voerde aan dat de minister onvoldoende had onderbouwd waarom hij een gevaar zou vormen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de minister niet voldoende had aangetoond dat verzoekers komst een daadwerkelijke bedreiging voor de openbare orde vormde. De NCTV had in een Quickscan geconcludeerd dat verzoeker geen extremistische spreker was, en de voorzieningenrechter vond dat de minister niet had onderbouwd hoe de openbare orde in Nederland in het geding was. De voorzieningenrechter schorste het signaleringsbesluit en wees het verzoek toe, waardoor verzoeker alsnog naar Nederland kon komen voor het evenement. Tevens werd de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL25.7968

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , V-nummer: [nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. Y. Ersoy),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. E.C. Pietermaat).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker [1] om de signalering in het Schengen informatiesysteem (hierna: SIS III) voor de duur van twee jaar te verwijderen totdat op het bezwaar is beslist en/of om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van het moment waarop op het bezwaarschrift of (hoger) beroepschrift is beslist.
1.1.
Met het bestreden besluit van 19 februari 2025 heeft de minister verzoeker gesignaleerd in SIS III voor de duur van twee jaar. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De minister heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, kan, indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Achtergrond en besluitvorming
4. Verzoeker is uitgenodigd als spreker door de Dawah Groep voor een evenement, de Ramadan Expo 2025. Dit evenement staat gepland op 22 februari en 23 februari 2025. Het evenement start in de avond van 21 februari 2025. Op 5 februari heeft de IND [3] naar aanleiding van berichten in de media over de komst van verzoeker de NCTV [4] verzocht om een persoonsgerichte duiding. Op woensdag 12 februari 2025 is tijdens een vergadering in de Tweede Kamer een motie ingediend tegen de komst van deze sprekers. Op 17 februari 2025 is er een Quickscan (dit is de persoonsgerichte duiding) ontvangen van de NCTV.
5. De minister stelt dat deze Quickscan aanleiding geeft om verzoeker te weren. De minister concludeert dat de komst van verzoeker naar Nederland een gevaar vormt voor de openbare orde, ook al heeft de NCTV geconcludeerd dat eiser geen extremistische spreker is. De minister neemt hiervoor mee dat verzoeker uitlatingen heeft gedaan die kunnen bijdragen aan een klimaat van haat, vijandigheid en geweldsverheerlijking. De opvattingen en uitspraken over geslachtsgemeenschap met minderjarigen, homoseksualiteit, en polygamie kunnen worden gezien als in strijd met liberale westerse waarden volgens de minister. Met name de uitspraken over pedofilie zijn zeer verwerpelijk en hebben volgens de minister al geleid tot maatschappelijke verontwaardiging in de media in aanloop naar de mogelijke komst van verzoeker naar Nederland. Ook de video met een oproep, in de vorm van een smeekbede aan God, waarin verzoeker vraagt om de vijanden van de islam te vernietigen en te vernederen, lijkt op een vorm van verheerlijking van geweld tegen de vijanden van de islam en draagt bij aan een klimaat van vijandschap, ook al is de algehele boodschap van verzoeker dat het niet is toegestaan voor moslims om geweld te gebruiken tegen andere gelovigen en burgers en dat moslims zich in het Westen aan de nationale wetgevingen dienen te houden. Eveneens is het volgens de minister verwerpelijk dat er veel video’s op het internet te vinden zijn waarin verzoeker zich agressief lijkt uit te laten tegen niet-gelovigen, joden en christenen. De NCTV concludeert dat verzoekers uitlatingen mogelijk hebben bijgedragen aan een klimaat van vijandigheid tegen personen (zoals [naam] ) of religieuze groepen (hindoes in Leicester), die zelfs mogelijk hebben geleid tot geweld of in ieder geval tot het aanhouden van lokale spanningen.
Standpunt verzoeker
6. Verzoeker stelt dat ten onrechte hem de toegang tot Nederland ontzegd wordt. De
reden zou zijn dat hij bepaalde uitlatingen zouden hebben gedaan. Welke uitlatingen dit zijn
geweest en hoe die zijn gedaan, is onbekend en wordt door de minister op geen enkele manier aangetoond. Daarnaast is het besluit op populistische, onredelijke, onjuiste en onzorgvuldige manier genomen zonder rekening te houden met de grondrechten van verzoeker en zonder een deugdelijk besluitvormingsproces. Het besluit van de minister lijkt niet gebaseerd te zijn op een objectieve juridische grondslag, maar eerder op politieke opportuniteit. De minister heeft geen concrete bewijzen aangedragen dat de aanwezigheid van deze sprekers een daadwerkelijk gevaar oplevert voor de openbare orde, noch dat hun uitspraken aanzetten tot haat of geweld. De door het kabinet genoemde uitspraken vallen binnen de reikwijdte van de vrijheid van meningsuiting, tenzij zij aanzetten tot haat of geweld. Er is echter geen enkel bewijs dat verzoeker heeft opgeroepen tot geweld, opruiing of enige andere strafbare handeling. Dat de uitspraken van verzoeker te kwalificeren zijn als “pedofilie verheerlijken” gaat erg ver en is niet houdbaar. Dergelijke uitlatingen zijn er niet.
Hierdoor is er dan ook geen enkele grond om verzoeker niet tot Nederland toe te laten. Bovendien heeft de politie reeds verklaard dat
“op geen van de sprekers een verontrustend signaal te vinden is en er op dit moment geen aanleiding is om aan te nemen dat er een veiligheidsrisico bestaat.” Ook de timing om dit besluit op de dag van de komst van de vreemdeling bekend te maken, is zeer onredelijk. Het besluit is in strijd met de (internationale verdragen) grondrechten van de vreemdelingen en algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Oordeel van de voorzieningenrechter
7. De minister heeft verzoeker gesignaleerd op grond van artikel 24 lid 1 van de verordening (EU) 2018/1861.
7.1.
De voorzieningenrechter constateert dat de minister in het besluit in het geheel geen woorden heeft gewijd aan artikel 24, tweede lid van de verordening. In dit artikel staat beschreven wanneer er sprake is van een bedreiging van de openbare orde. De voorzieningenrechter merkt op dat zij thans niet zal ingaan op de vraag of de onder artikel 24, tweede lid beschreven omstandigheden limitatief van aard zijn. Gelet op de spoedeisendheid van de onderhavige zaak als ook gelet op het feit dat de voorzieningenrechter tot de voorlopige conclusie komt dat het besluit sowieso een voldoende deugdelijke motivering ontbeert voor de gestelde bedreiging van de openbare orde, ziet de voorzieningenrechter aanleiding dit punt thans te laten rusten.
8. De voorzieningenrechter zal daarom ingaan op het punt of de minister verzoeker heeft mogen aanmerken als een gevaar voor de openbare orde en daarom de toegang tot Nederland heeft mogen weigeren.
8.1.
Op basis van een individuele evaluatie van de feiten en omstandigheden in verzoekers zaak is de minister naar eigen zeggen tot de conclusie gekomen dat verzoekers komst naar Nederland een bedreiging voor de openbare orde oplevert. Voor deze evaluatie verwijst de minister naar een door haar op 5 februari 2025 aan de NCTV verzochte persoonsgerichte duiding. De NCTV is gemachtigd om op verzoek van de IND persoonsgerichte duidingen op te stellen met als doel het kunnen weren van extremistische sprekers die een gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid vormen. De zogenaamde mandaatregeling 20f biedt hiervoor de grondslag.
8.2.
Op 17 februari 2025 heeft de NCTV haar Quickscan aan de minister aangeboden. In de zaak van twee belanghebbenden die zich in de onderhavige procedure hebben gesteld, heeft de geheimhoudingsrechter op 20 februari 2025 op verzoek van de minister bepaald dat delen van het besluit niet mogen worden gedeeld met de belanghebbenden. Deze delen zien op de in het besluit aangehaalde citaten van de NCTV die de persoonlijke levenssfeer van verzoekers kunnen schaden. Gelet op deze beslissing ziet de voorzieningenrechter daarom geen mogelijkheid om deze delen in de onderhavige uitspraak te citeren. Deze passages zijn wel kenbaar voor partijen. De rechtbank zal zich daarom beperken tot het weergeven van de eindconclusie. Deze luidt:

“Conclusie

(…)De NCTV oordeelt dat er op basis van het gevonden materiaal te weinig is waaruit blijkt dat [verzoeker] voldoet aan de criteria voor een extremistische spreker. De NCTV heeft echter niet de capaciteit om het geheel van honderden uren aan videomateriaal en duizenden posts op sociale media te bekijken. Deze bevindingen zijn dan ook gebaseerd op een fractie van al het aanwezige materiaal.”
8.3.
Anders dan de minister stelt, biedt de door NCTV verrichte duiding naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende onderbouwing voor het standpunt dat verzoekers komst naar Nederland (als spreker op de Ramadan Expo 2025) een bedreiging van de openbare orde oplevert. De minister laat in het besluit ook na te onderbouwen op wat voor wijze de openbare orde in Nederland (of de Europese Unie) in het geding is. De enkele stelling dat verzoeker uitlatingen heeft gedaan die kunnen bijdragen aan een klimaat van haat, vijandigheid en geweldsverheerlijking is daartoe in ieder geval onvoldoende specifiek van aard, zeker gelet op de door NCTV geschetste context waarin de uitlatingen van verzoeker veelal zijn gedaan, als ook de uitlatingen die verzoeker ook heeft gedaan zoals het verwerpen van iedere vorm van geweld, het afkeuren van geslachtsgemeenschap met minderjarigen of de oproep om mensen met ‘een andere seksuele voorkeur’ met respect te behandelen.
8.4.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan het feit dat er volgens NCTV veel video’s op het internet te vinden zijn waarin verzoeker zich agressief lijkt uit te laten tegen niet gelovigen, joden en christenen evenmin bijdragen aan een deugdelijke onderbouwing van het risico voor de openbare orde. Het NCTV geeft bij deze video’s immers direct de nadere duiding dat uit de
originelevideo’s waarin hij de betreffende uitspraken heeft gedaan juist blijkt dat dit niet zijn eigen uitspraken zijn, maar uitspraken van anderen die hij vervolgens grotendeels weerlegt.
8.5.
Dat, zoals de minister in het besluit verder aangeeft, uitlatingen van verzoeker mogelijk hebben bijgedragen aan een klimaat van vijandigheid tegen personen (zoals [naam] ) of religieuze groepen (hindoes in Leicester), die zelfs mogelijk hebben geleid tot geweld of in ieder geval tot het aanhouden van lokale spanningen, is evenmin een deugdelijke onderbouwing voor de gestelde bedreiging van de openbare orde in Nederland. De voorzieningenrechter merkt overigens op dat de NCTV ook expliciet heeft opgeschreven dat verzoeker het geweld tegen [naam] in zeer duidelijke termen heeft veroordeeld.
8.6.
Dat, tot slot, bepaalde uitlatingen (zeer) verwerpelijk zijn en hebben geleid tot maatschappelijke verontwaardiging in de Nederlandse media maakt evenmin dat daarmee deugdelijk is onderbouwd dat met verzoekers komst sprake is van een bedreiging van de openbare orde.
9. De minister heeft in haar schrijven van 20 februari voorts nog gewezen op de steun van de grote meerderheid van de Tweede Kamer. Zij wijst daarbij op een op 12 februari 2025 aangenomen motie om verzoeker de toegang tot Nederland te ontzeggen en dat zij met het signaleringsbesluit uitvoering heeft gegeven aan deze motie. Ook verwijst de minister naar de burgemeester van Utrecht die haar via de NCTV en IND heeft gevraagd om maatregelen te treffen. Alhoewel de voorzieningenrechter begrip heeft voor de politieke en bestuurlijke druk waaronder de minister stond, dit weerhoudt haar niet van haar taak om zelf na te gaan of er voor de verzochte signalering dan wel maatregelen ook een deugdelijke onderbouwing kan worden geleverd. Die is er, gelet op de voorgaande overwegingen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, dus niet. De verwijzing van de minister naar de publicaties in de Telegraaf van 4 februari en 19 februari 2025 maken het voorgaande naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, mede gelet ook op de bevindingen van het onderzoek van de NCTV, evenmin anders.
10. Dit brengt de voorzieningenrechter tot het voorlopig oordeel dat het signaleringsbesluit wat betreft de gestelde bedreiging van de openbare orde een deugdelijke motivering ontbeert. Verzoeker heeft voorts belang om naar Nederland te kunnen reizen teneinde als spreker op de Ramadan Expo 2025 op te kunnen treden. De voorzieningenrechter beveelt dan ook dat de signalering in SIS III wordt geschorst zodat verzoeker alsnog naar Nederland kan komen.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 19 februari 2025 is geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
12. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 907,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
- schorst het primaire besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.G. Odink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I.S. Roefs, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Tegelijkertijd ingediend met NL25.8152 en NL25.8155.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
4.Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid.