In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2025 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], geboren in 2007. De machtiging is aangevraagd door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft eerder op 27 januari 2025 een spoedmachtiging verleend voor een tijdelijke uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, die op 4 februari 2025 zou eindigen. Tijdens de zitting op 3 februari 2025, waar de moeder en haar advocaat aanwezig waren, is de zaak behandeld met gesloten deuren. De vader was niet verschenen, maar was wel opgeroepen.
De kinderrechter heeft de zorgen van [minderjarige] over haar thuissituatie gehoord. [minderjarige] heeft aangegeven dat zij bedreigd werd door haar oudere broer en dat zij zich onveilig voelde thuis. De moeder van [minderjarige] heeft ook zorgen geuit over haar dochter, maar er zijn tegenstrijdige verklaringen over de situatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de thuissituatie onveilig is en dat er grote zorgen zijn over [minderjarige].
De kinderrechter heeft besloten dat het in het belang van [minderjarige] is om haar voorlopig uit huis te plaatsen in een pleegzorgvoorziening, waar zij tot rust kan komen en waar de nodige ondersteuning kan worden geboden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De machtiging tot uithuisplaatsing is verleend voor de periode van 3 februari 2025 tot 30 september 2025.