ECLI:NL:RBDHA:2025:2619

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
NL24.47619 en NL24.47620
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Senegalese eiser wegens onzorgvuldige procedurele afhandeling en onvoldoende voorbereiding op het gehoor

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2025, met zaaknummers NL24.47619 en NL24.47620, wordt het beroep van een Senegalese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. De eiser, die homoseksueel is, stelt dat hij met de dood is bedreigd door zijn oom vanwege zijn seksuele geaardheid. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie, die deze als kennelijk ongegrond heeft bestempeld. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat de eiser niet adequaat is voorbereid op het gehoor. Dit gebrek aan voorbereiding, in combinatie met de taalbarrière en de culturele achtergrond van de eiser, heeft geleid tot een schending van zijn rechten. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de zorgvuldigheid van de procedure in acht moet worden genomen. Tevens wordt de verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 2.721,-. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, nu het beroep gegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.47619 en NL24.47620
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A.E. van Midden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Eiser stelt de Senegalese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 2002. Hij heeft op 7 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 29 november 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 9 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, A. Charn als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij homoseksueel is en dat hij als gevolg hiervan met de dood is bedreigd door zijn oom.
2.1.
Volgens verweerder bevat eiseres asielrelaas twee asielmotieven:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • homoseksualiteit en de daaraan gerelateerde bedreiging door eisers oom.
2.2.
Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig maar niet zijn homoseksuele gerichtheid en de daaruit voortvloeiende problemen. Eiser heeft daarom geen vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin [2] en hij loopt geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [3]
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder heeft eisers aanvraag niet kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond omdat Senegal in het algemeen niet kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. Eiser verwijst in dit kader naar het arrest van het Hof van Justitie [4] van 4 oktober 2024 [5] en een uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 8 januari 2025. [6] Daarnaast is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen. Daarbij is van belang dat het aanmeldgehoor en een deel van het nader gehoor in het Frans is afgenomen terwijl zijn moedertaal Pulaar is, dat geen rekening is gehouden met de laaggeletterdheid en de culturele achtergrond van eiser en dat eiser onvoldoende juridische bijstand en begeleiding heeft kunnen krijgen vanwege overweldigende drukte in het Justitieel Complex Schiphol. Daarbij is met name van belang dat eiser niet is voorbereid op de gehoren.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Door verweerder is ter zitting bevestigd dat eiser op geen enkele wijze is voorbereid voorafgaand aan het aanmeldgehoor. De rechtbank overweegt dat verweerder hiermee in strijd met de Procedurerichtlijn [7] en de eigen werkinstructie [8] heeft gehandeld.
4.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding om dit gebrek te passeren [9] of de rechtsgevolgen in stand te laten. [10] De rechtbank volgt verweerder namelijk niet in zijn betoog dat eiser door het zorgvuldigheidsgebrek niet in zijn belangen is geschaad. Daarbij is van belang dat uit het verslag van het aanmeldgehoor duidelijk blijkt dat eiser grote moeite heeft met het verstaan van de tolk. Verweerder voert aan dat dat dit gecorrigeerd is tijdens het nader gehoor door het nader gehoor alsnog af te nemen in het Pulaar. Daarnaast heeft eiser correcties en aanvullingen kunnen inbrengen en heeft verweerder geen tegenstrijdigheden tegengeworpen die samenhangen met hetgeen is verklaard tijdens het aanmeldgehoor. De rechtbank constateert evenwel dat eiser wel degelijk inconsistenties worden tegengeworpen, waarbij ook hetgeen hij zou hebben verklaard tijdens het aanmeldgehoor wordt betrokken, bijvoorbeeld als het gaat over Mamadou. [11] Deze tegenwerpingen zijn in het bestreden besluit gehandhaafd en zijn mede reden geweest voor verweerder om eisers aanvraag af te wijzen als kennelijk ongegrond vanwege kennelijk inconsequente en tegenstrijdige verklaringen. [12] In het bestreden besluit is daarnaast tegengeworpen dat eiser tijdens het aanmeldgehoor is gevraagd of hij een vrouwelijke tolk en hoormedewerker wilde tijdens het nader gehoor en dat hij hier niet om heeft verzocht. Bovendien is eisers referentiekader bepaald op basis van eisers verklaringen tijdens het aanmeldgehoor en in het licht daarvan zijn ook eisers verklaringen tijdens het nader gehoor beoordeeld.
4.2.
Verweerders betoog dat de hoormedewerker tijdens het nader gehoor meerdere malen heeft gevraagd of eiser zich comfortabel voelt, dat hij dus ook om een mannelijke tolk had kunnen verzoeken, en dat meerdere malen is medegedeeld dat eiser het mag aangeven als hij de tolk niet begrijpt, doet aan het voorgaande niet af. In dat kader wijst de rechtbank erop dat uit het verslag van het aanmeldgehoor blijkt dat erop is aangedrongen het gehoor door te laten gaan in het Frans. [13] De rechtbank kan zich daarom voorstellen dat eiser zich tijdens het nader gehoor minder vrij heeft gevoeld om enig ongemak aan te geven. Bovendien gaat verweerder daarmee ten onrechte voorbij aan de omstandigheid dat tijdens een gehoor sprake is van een ongelijke machtsverhouding tussen de vreemdeling en de hoormedewerker. Dit maakt dat het des te belangrijker is dat een vreemdeling wordt voorbereid op het gehoor, zodat hij weet wat zijn rechten zijn en geen schroom voelt om het aan te geven als iets niet goed gaat. In het geval van eiser geldt dit temeer omdat homoseksuele gerichtheid een gevoelig onderwerp betreft waarbij het zwaartepunt van de beoordeling bij de verklaringen van de vreemdeling ligt. [14] Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de omstandigheid dat eiser in de gelegenheid is gesteld om correcties en aanvullingen in te dienen onvoldoende om het ontbreken van enige voorbereiding te compenseren en de zorgvuldigheid van de procedure te herstellen, zodanig dat zou moeten worden geconcludeerd dat eiser niet in zijn belangen is geschaad.
4.3.
Het beroep is gegrond. De overige gronden van beroep behoeven daarom geen verdere bespreking.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de asielaanvraag te nemen. Dit omdat eiser door het zorgvuldigheidsgebrek in zijn belangen is geschaad en niet kan worden uitgesloten dat een zorgvuldig voorbereid nieuw besluit tot een andere uitkomst zal leiden. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. De rechtbank draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
6. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het beroep vast op € 2.721,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).
7. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 29 november 2024;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de totale proceskosten van eiser tot een bedrag van
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, onder b en e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie.
5.ECLI:EU:C:2024:84l.
7.Zie artikel 12, eerste lid, onder aanhef en a en punt 22 van de preambule van Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (herschikking).
8.Zie Werkinstructie 2024/08.
9.Op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
10.Op grond van artikel 8:72, derde lid, onder aanhef en a, van de Awb.
11.Zie pagina 5 van het verslag van het gehoor veilig land van herkomst.
12.Op grond van artikel 30b, eerste lid, onder aanhef en e, van de Vw 2000.
13.Zie pagina 2 van het verslag van het gehoor veilig land van herkomst.
14.Zie Werkinstructie 2019/17 Horen en beslissen in zaken waarin lhbti gerichtheid als asielmotief is aangevoerd.