ECLI:NL:RBDHA:2025:2638

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
NL25.5918
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met verzoek om verblijfsvergunning

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 21 februari 2025, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening. Verzoekster had eerder een aanvraag ingediend voor de verlening van een reguliere verblijfsvergunning, welke door de Minister van Asiel en Migratie op 22 januari 2024 was afgewezen. Hiertegen heeft verzoekster bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij het besluit op het bezwaar in Nederland kan afwachten.

De minister heeft op 11 februari 2025 laten weten zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek. De voorzieningenrechter oordeelt dat, gezien de omstandigheden en het feit dat de minister geen bezwaar heeft gemaakt, er geen beletselen zijn om het verzoek toe te wijzen. De voorzieningenrechter besluit dat de minister verzoekster niet mag uitzetten totdat er op het bezwaar is beslist.

Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van verzoekster, alsook de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt voor de rechtsbijstand. De kosten worden vastgesteld op € 907,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.5918

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], V-nummer: [vnummer], verzoekster

(gemachtigde: mr. E.A. Besselsen),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening.
1.1
Bij besluit van 22 januari 2024 (primaire besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoekster om verlening van een reguliere verblijfsvergunning afgewezen.
1.2
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt dat verzoekster het besluit op het bezwaar in Nederland mag afwachten.
1.3
De minister heeft op 11 februari 2025 per brief laten weten zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan hangende een bezwaarprocedure de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Nu de minister zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorziening en de voorzieningenrechter ook overigens geen beletselen ziet om de voorziening toe te wijzen, zal de voorzieningenrechter het verzoek toewijzen in die zin dat de minister verzoekster niet mag uitzetten totdat op het bezwaar is beslist.
4. Omdat het verzoek wordt toegewezen, moet de minister het griffierecht van verzoekster vergoeden.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt de minister in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,-, en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • gebiedt de minister om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting buiten het grondgebied van Nederland van verzoekster en van voorbereidingen tot zodanige maatregelen, totdat op het bezwaar is beslist;
  • bepaalt dat de minister het griffierecht van € 187,- aan verzoekster moet vergoeden.
  • veroordeelt de minister in de proceskosten tot een bedrag van € 907-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van B.A. van der Wiel griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.