ECLI:NL:RBDHA:2025:2639

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
NL24.6378
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak van Somalische verzoekers

Op 21 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening door Somalische verzoekers. De verzoekers, die een verblijfsvergunning als familie- of gezinslid hadden aangevraagd, kregen op 22 januari 2024 te horen dat hun aanvraag was afgewezen door de Minister van Asiel en Migratie. Hiertegen maakten zij bezwaar en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat zij het besluit op hun bezwaar in Nederland konden afwachten. De minister heeft op 4 februari 2025 laten weten zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek.

De voorzieningenrechter oordeelde dat, op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, er voldoende reden was om het verzoek toe te wijzen. Aangezien de minister zich niet verzette tegen de toewijzing, en er geen beletselen waren om het verzoek af te wijzen, besloot de voorzieningenrechter dat de minister verzoekers niet mocht uitzetten totdat er op het bezwaar was beslist. Daarnaast werd de minister veroordeeld tot het betalen van de proceskosten, die door de voorzieningenrechter zijn vastgesteld op € 907,-. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de rechtsbijstand die door een derde is verleend.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft de minister opgedragen om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting van de verzoekers totdat er een beslissing op het bezwaar is genomen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6378

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekers]

geboren op [geboortedatum],
V-nummer: [vnummer]
en haar minderjarige kinderen,

[verzoekers],

geboren op [geboortedatum]
V-nummer: [vnummer]

[verzoekers],

geboren op [geboortedatum],
V-nummer: [vnummer],
allen van Somalische nationaliteit,
Hierna te noemen: verzoekers,
(gemachtigde: mr. M. Wiersma),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoekers om een voorlopige voorziening.
1.1
Bij besluit van 22 januari 2024 (primaire besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoekers om verlening van een verblijfsvergunning met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ afgewezen.
1.2
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt dat verzoekers het besluit op het bezwaar in Nederland mogen afwachten.
1.3
De minister heeft op 4 februari 2025 per brief laten weten zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan hangende een bezwaarprocedure de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Nu de minister zich niet verzet tegen de toewijzing van de gevraagde voorziening en de voorzieningenrechter ook overigens geen beletselen ziet om dit verzoek toe te wijzen, zal de voorzieningenrechter het verzoek toewijzen in die zin dat de minister verzoekers niet mag uitzetten totdat op het bezwaar is beslist.
4. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgen verzoekers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • gebiedt de minister om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting buiten het grondgebied van Nederland van verzoekers en van voorbereidingen tot zodanige maatregelen, totdat op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van € 907-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van B.A. van der Wiel griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.